De zorg voor de verwarde mens wordt verwaarloosd

maandag 28 augustus 2023, 13:00, Mr. Rein Jan Hoekstra

Minister Helder, minister zonder portefeuille, ondermeer verantwoordelijk voor de GGZ, zei in het voorjaar in verband met haar verantwoordelijkheid voor ouderenzorg: “Het merendeel van de mensen zit te wachten tot de overheid het oplost. Dat zal niet gebeuren.”

Er zullen niet meer plekken in de ouderenzorg komen, want de kosten mogen niet stijgen, stelt de minister. Technologie om nog langer thuis te wonen en meer zelfredzaamheid van de ouderen zelf moeten oplossingen bieden.

Op welke wijze de minister haar verantwoordelijkheid – hetzelfde geldt voor de minister van Justitie en Veiligheid – invult voor de GGZ is onduidelijk. Ik ben bang dat voor die sector hetzelfde uitgangspunt geldt. Dit heeft desastreuze gevolgen voor de GGZ-sector.

In februari 2014 werd oud-minister Els Borst vermoord. Door een man met een stoornis en een hoog veiligheidsrisico voor anderen. Een jaar later vermoordde hij zijn oudste zus, Loïs van Urk. Kort daarna werd mij gevraagd om een onderzoekscommissie te leiden en te reconstrueren waarom Bart van U. zijn gevangenisstraf voor een eerdere veroordeling kon ontlopen. Waarom werd hem na veroordeling geen DNA-celmateriaal afgenomen en waarom had hij voor zijn stoornis geen passende zorg gekregen?

Bart van U. en zijn familie klopten letterlijk en figuurlijk op elke deur. Zijn ouders namen contact op met het Openbaar Ministerie, met de politie en met een door de politie ingeschakelde psychiater die vanwege zijn beroepsgeheim niet naar het verhaal van de ouders wilde luisteren. Bart van U. zelf nam contact op met zijn zorgverzekeraar maar werd doorgestuurd naar een website. In politiebureaus en in een penitentiaire inrichting vroeg hij om zijn straf voor een eerdere veroordeling te mogen uitzitten. Geen enkele deur ging open.

De afloop is bekend en stemt verdrietig. Nog verdrietiger is dat we anno 2023 nog steeds te maken hebben met dezelfde fouten en haperingen in de systemen die onze veiligheid en passende zorg voor deze personen met verward gedrag horen te waarborgen.

Na Bart van U. volgden Udo D., Michael P., Philip O., Thijs H., Kenzo K. en vele anderen. En nog anderen worden ongetwijfeld aan deze lijst toegevoegd.

Het aantal E33-meldingen bij de politie – incidentcode personen met verward gedrag - is gestegen naar 140.000. Een klein percentage betreft personen met een hoog veiligheidsrisico, maar bij dit soort hoge aantallen is de kans groot dat er nog veel mis blijft gaan.

Na het onderzoek naar de zaak-Bart van U. beloofden de ministers met hoge urgentie de door de commissie geconstateerde problemen aan te pakken en op te lossen. Mijn geloof in die urgente aanpak ben ik gaandeweg kwijtgeraakt. Meer nog dan zo’n tien jaar geleden krijgen personen met ernstig verward gedrag en een hoog veiligheidsrisico nog steeds niet altijd passende zorg. In haar rapport over de zaak-Bart van U. schreef de commissie op 25 juni 2015: “De taakopvatting van de GGZ wordt goeddeels bepaald door de strikte opgave het aantal bedden terug te brengen, de opnameduur te verkorten en aantoonbaar aan dwangreductie te werken.”

Anno 2023 is die klem nog veel strakker om de GGZ gelegd. Na het onderzoek naar de zaak-Bart van U. werden op tal van plaatsen nieuwe initiatieven gelanceerd. De GGZ en de politie gingen in Amsterdam samenwerken. Vanuit één locatie werden de opvang en zorg voor personen met verward gedrag gecoördineerd. In Den Haag vond de GGZ een plek in het hoofdbureau van politie: ook hier een optimale samenwerking waarbij de politie ontlast werd en de GGZ met passende zorg aan de slag ging. Dit initiatief trok veel aandacht, tot ver over de grens maar verdween geruisloos. Elke sector is nu weer een beetje verantwoordelijk.

In Rotterdam hanteert het Zorg- en Veiligheidshuis een top-300 van personen die zorg nodig hebben. Omdat vaak sprake is van een multi-problematiek, zijn niet alleen justitie, politie en de GGZ maar ook woningcorporaties en andere instanties betrokken bij het vinden van oplossingen. Goede initiatieven, voor zover ze nog bestaan, maar een landelijke aanpak ontbreekt.

Het kabinet kijkt intussen al veel te lang van een afstand toe. Er zijn locale experimenten, pilotregio’s, dashboards. De ministers houden – zoals zij schrijven aan de Tweede Kamer – een vinger aan de pols.

Door de decentralisatie van de zorg weten de betrokken ministeries niet meer hoeveel opvangplekken er zijn, laat staan hoe ernstig het tekort is. Er is geen centrale registratie. Maar het aantal opvangplekken neemt af. Wachtlijsten groeien.

Ik pleit ervoor dat de bewindspersonen de handen uit de mouwen steken en hun ministeriele verantwoordelijkheid voor veiligheid en passende zorg nemen. Zij moeten aan de slag om de samenwerking en afstemming tussen politie, GGZ, andere instanties via Zorg- en Veiligheidshuizen, Openbaar Ministerie en Rechterlijke Macht tot stand te brengen. Zij horen het initiatief te nemen.

Om nog een keer terug te komen op Bart van U. Op 29 maart 2012 werd Bart van U. door de rechtbank voor een eerder delict veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk. Op 25 september 2012 veroordeelde het gerechtshof hem in hoger beroep tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar – een opmerkelijke uitspraak – en beval zijn onmiddellijke gevangenneming. Noch het een, noch het ander kreeg zijn beslag.

Was dat wel het geval geweest en waren er met de afname van zijn DNA-celmateriaal geen fouten gemaakt, dan had Bart van U. forensische zorg gekregen, was Els Borst vermoedelijk niet en Loïs van Urk zeker niet vermoord.

Het totale beeld is op dit moment buitengewoon zorgelijk. Het lijkt erop dat er op wordt gewacht dat de gestoorde mens een misdrijf pleegt. Dan vindt strafvervolging plaats binnen de strafrechtelijke keten. De betrokkene komt dan in de gevangenis terecht en ontvangt zorg in dat kader. Dan is er voldoende zorg en geld. Maar dat is de omgekeerde wereld.

Op alle fronten constateer ik lacunes en onmacht in het GGZ-traject. Zelfs binnen het Openbaar Ministerie wordt geen informatie gewisseld tussen de officier van justitie die over informatie beschikt in het kader van TBS en de officier van justitie die de strafzaak tegen de verdachte aanhangig maakt bij de rechter. Zo kon het voorkomen dat de Rotterdamse rechter die moest oordelen in een recente strafzaak tegen de latere verdachte van de moord op een medewerkster van Albert Heijn in Den Haag, niet op de hoogte was van het feit, dat de verdachte reeds een veroordeling tot TBS op zijn conto had staan.

Het medisch beroepsgeheim schijnt zich te verzetten tegen informatieuitwisseling tussen de betrokken officieren van justitie. Hier ligt een taak voor de ministers zo nodig de wet te wijzigen.

 

Mr. R.J. Hoekstra is oud-lid van de Raad van State. Eerder was hij secretaris-generaal van het Ministerie van Algemene Zaken.