Linkse samenwerking: wat nu?

maandag 27 november 2023, 13:00, Prof.Dr. Ruud Koole

Links is historisch klein geworden’, schreef de Volkskrant na de verkiezingen. De politieke aardbeving van vorige week woensdag gaf een verdere verschuiving te zien naar rechts en binnen rechts naar extreemrechts.

Wat betekent dit voor links en voor de linkse samenwerking? Natuurlijk zal links zich sterk moeten blijven maken voor de verdediging van de democratische rechtsstaat; dat geldt evenzeer voor (niet-extreme) partijen ter rechterzijde. Maar links zal zich ook moeten afvragen waarom haar positie zo is verzwakt.

Nu hebben linkse partijen in Nederland nooit samen een meerderheid aan Kamerzetels behaald. Het streven naar een ‘linkse meerderheid’ was altijd een fata morgana. Om mee te kunnen regeren moesten linkse partijen altijd bereid zijn samen te werken met niet-linkse partijen. Andersom neigen niet-linkse partijen er doorgaans toe pas met een linkse partij in zee te gaan als zij daar niet om heen kunnen.

Maar als een linkse partij de grootste wordt, kan die het initiatief krijgen in de kabinetsformatie en zo een centrum-links kabinet dichterbij brengen. Dat was de belangrijkste reden voor GroenLinks en PvdA om een gezamenlijke lijst te presenteren. Die lijst behaalde meer stemmen dan de twee partijen bij de vorige verkiezingen hadden behaald. Maar het doel om de grootste te worden is niet gehaald.

De combinatie haalde maar net iets meer dan de PvdA alleen aan stemmen kreeg bij de voor haar desastreus verlopen Fortuyn-verkiezingen in 2002. Het illustreert de structurele achtergang van links.

Bovendien kan de groei van de combinatie GL-PvdA dit jaar voor een belangrijk deel op het conto worden geschreven van kiezers die de vorige keer op D66 stemden: er waren meer voormalige D66-stemmers dan voormalige PvdA-stemmers of GroenLinks-stemmers die nu op de gecombineerde lijst stemden.

Van SP-stemmers gingen er meer naar de PVV en NSC dan naar GL-PvdA. De electorale achterban van de combinatie is zo meer op die van GroenLinks gaan lijken dan op die van de PvdA: stedelijk en hoogopgeleid. Van het ‘rode bastion’ in het noorden van het land is weinig meer over. Wanneer dit zich vertaalt in de interne cultuur en besluitvorming van beide partijen, is het gevaar aanwezig dat het klassiek sociaaldemocratische deel van de PvdA-ledenbestand zich minder thuis voelt in de partij, wat genoemd proces alleen maar zou versterken.

Wanneer men niet alleen een stedelijke partij van hoogopgeleide kiezers wil zijn, ligt het zonder meer doorgaan op de ingeslagen weg niet voor de hand. De door GroenLinks en PvdA gevoelde ‘noodzaak van een verenigd links’ die ‘groter is dan ooit’, zou zich dan moeten vertalen in een bredere samenwerking en een bredere oriëntatie.

Die bredere samenwerking van meer dan alleen GroenLinks en de PvdA zou bijvoorbeeld gericht kunnen zijn op een stembusakkoord van linkse partijen bij de volgende Tweede Kamerverkiezingen, met behoud van de afzonderlijke partijorganisaties en partijculturen en van de mogelijkheid bij andere verkiezingen gescheiden op te trekken. Een samenwerkingsverband dat bereid is compromissen te sluiten met niet-linkse partijen, mits deze de waarden van de democratische rechtsstaat voluit onderschrijven.

Maar nog belangrijker is de bredere oriëntatie: meer aandacht voor wat er leeft onder praktisch opgeleiden en mensen buiten de grote steden. En vooral: meer intensieve contacten met deze groepen, zodat zij zich gezien weten door een ‘verenigd links’ dat hun bestaanszekerheid qua inkomen, wonen en zorg centraal stelt.

Want dat is een voorwaarde om hen ook mee te krijgen bij andere doelen die linkse (en andere) partijen zich stellen op onder meer de terreinen van klimaat, internationale veiligheid en Europese samenwerking. Voorwaar geen sinecure!

Ruud Koole is emiritus hoogleraar politieke wetenschappen aan de Universiteit Leiden.