Vervanging zwangere Kamerleden

Liefst drie Kamerleden, Sabine UitslagSharon Dijksma en Marianne Thieme, worden komende maanden vervangen vanwege zwangerschaps- en bevallingsverlof. De mogelijkheid tot vervanging bestaat sinds 2006. Sommige 'vervangers' waren alleen tijdelijk Kamerlid, maar anderen, van wie Sabine Uitslag en Rik Grashoff de bekendsten zijn, werden later 'gewoon' Kamerlid.

We blikken terug op de komst van deze regeling. En wat deden de vervangers in de betrekkelijk korte periode in de Kamer en wat zijn de ervaringen tot nu toe met de regeling?

Vervanging van volksvertegenwoordigers is overigens niet uniek. Tijdens de Bataafse Tijd werden al plaatsvervangende leden benoemd voor leden van de Nationale Vergadering die zitting hadden in de speciale commissie voor het opstellen van de Grondwet. En ook het Deense parlement kent een vervangingsregeling.

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Een eerste poging in 1993

In 1993 diende het kabinet-Lubbers III een wetsvoorstel tot herziening van de Grondwet in, waardoor het mogelijk moest worden voor volksvertegenwoordigers (Kamer-, Staten- en raadsleden) om zich tijdelijk vanwege zwangerschap en bevalling te laten vervangen. Achtergrond van dit voorstel was dat vrouwelijke volksvertegenwoordigers door zwangerschaps lange(re) tijd ofwel lange(re) tijd niet in staat waren om hun functie uit te oefenen ofwel ontslag moesten nemen. Er was dan echter geen zekerheid op terugkeer na afloop van de zwangerschap.

Door de toename van jonge van vrouwelijke Kamerleden was de problematiek van de afwezigheid door zwangerschap steeds groter geworden. In 1965 was de afwezigheid vanwege zwangerschap van Haya van Someren een uitzondering, maar het probleem nam steeds meer toe en speelde vooral bij kleinere fracties. In 1988 moest PSP-Tweede Kamerlid Andrée van Es tijdens haar zwangerschap aanblijven als volksvertegenwoordigster, omdat er problemen in haar partij ontstonden over haar tijdelijke vervanging. Dat betekende dat in de PSP-fractie enige tijd één van de drie zetels onbezet was.

Zowel de Emancipatieraad als enkele partijen drongen in 1992 bij het kabinet aan op een regeling. Dat vroeg daarop advies aan drie hoogleraren (prof.mr. J.E. Goldschmidt, prof. M.C.B. Burkens en prof. C.A.J.M. Kortmann). Zij waren verdeeld over de wenselijkheid van de regeling, maar waren het er wel over eens dat om tot een regeling te komen herziening van de Grondwet nodig was. Het kabinet-Lubbers III was vóór een regeling en diende daartoe een wetsvoorstel in.

De Raad van State adviseerde overigens negatief over het wetsvoorstel. De Raad dacht dat vervangende Kamerleden moeilijk in zo'n korte tijd ingewerkt konden raken en zag ook andere praktische bezwaren. Minister Ien Dales zag echter geen reden om het voorstel toch niet door te zetten.

Het door minister Ed van Thijn verdedigde voorstel werd in maart 1994 aanvaard. De fracties van VVD, SGP en RPF stemden in beide Kamers tegen, terwijl in de Eerste Kamer ook de fractie van het GPV tegen was.

Het in augustus 1994 ingediende voorstel in tweede lezing werd in maart 1996 door de Eerste Kamer aangenomen, maar kreeg niet de vereiste tweederde meerderheid. Het verzet van de VVD was beslissend. Die partij keerde zich tegen het door staatssecretaris Jacob Kohnstamm verdedigde voorstel, omdat er toch ook wel andere redenen konden zijn waarom een lid tijdelijk vervangen moest worden. Niet ingezien werd waarom er een vervangingsregeling moest komen voor één specifieke reden.

2.

Een bredere regeling in 2006

Het tweede kabinet-Kok kwam in 2001 met een nieuw voorstel. Anders dan in 1993 was er voor gekozen om de mogelijkheid tot vervanging niet te beperken tot zwangerschap en bevalling. Ook bij langdurige ziekte moest er een mogelijkheid tot tijdelijke vervanging komen.

Dit voorstel (in eerste lezing) werd in 2002 aanvaard, waarbij opnieuw VVD, SGP en (de nieuwgevormde) ChristenUnie tegen stemden. Het kabinet-Balkenende I kwam in december 2002 met een voorstel voor de tweede lezing. In beide Kamers stemden VVD en SGP tegen, maar ditmaal kreeg het voorstel daarmee wel de benodigde tweederde meerderheid.

In september 2005 diende het kabinet een wetsvoorstel in tot uitwerking van de grondwettelijke bepaling. In 2006 namen beide Kamers dit voorstel aan, waarbij de SGP in beide Kamers tegen stemden en de VVD dat alleen in de Tweede Kamer deed.

3.

De regeling uit 2006

4.

Vervangingen in de Tweede Kamer 2006-2012

Op 8 april 2008 was Sabine Uitslag de eerste die als tijdelijke vervanger optrad. Zijn nam tijdelijk de plaats in van Mirjam Sterk. Die vervangingsperiode eindigde op 29 juli. Twee maanden later keerde Sabine Uitslag terug in de Kamer als 'gewoon' lid ter vervulling van een vacature.

De periode dat Jolande Sap als tijdelijke vervangster optrad duurde zelfs slechts één dag. Zij verving Mariko Peters, maar doordat inmiddels ook een vacature was ontstaan door het vertrek van Wijnand Duyvendak 'stroomde' zij door als nieuw vast lid van de fractie. Isabelle Diks werd toen tijdelijk vervanger van Peters. Dat een vervanger op die manier doorstroomde, kwam in 2011 opnieuw voor toen Rik Grashoff als tijdelijke vervanger werd opgevolgd door Niels van den Berge.

Sinds 2006 kwam het eenmaal voor dat een lid werd vervangen vanwege ziekte. Dat was het geval bij Chantal Gill'ard in 2010.

Tijdens de periode waarin Femke Halsema tijdelijk werd vervangen (2003-2004) nam Marijke Vos het fractievoorzitterschap tijdelijk over. Een zelfde situatie doet zich nu voor bij de Partij voor de Dieren, waar Esther Ouwehand tijdelijk het fractievoorzitterschap overneemt van Marianne Thieme.

Tijdelijke Kamerleden nemen soms de portefeuille over van degene die zij vervangen, maar soms vindt een herschikking plaats. Myrthe Hilkens was net als Nebahat Albayrak woordvoerster Europese zaken, maar Niels van den Berge werd - anders dan Mariko Peters - geen woordvoerder buitenlandse zaken. Als regel wonen potentiële opvolgers overigens vaak al fractievergaderingen bij, zodat zij vrij eenvoudig tijdelijk kunnen instappen in een fractie. Zij nemen dan ook een volwaardige plaats in de fractie in. Niet allen voerden evenwel het woord in de plenaire vergadering (zoals Saskia Laaper), maar anderen (onder wie Mathieu Heemelaar) deden dat juist relatief vaak.

Bert van den Braak