Viering 175 jaar Grondwet van Thorbecke (1848-2023)

In november 2023 bestaat de Grondwet van 1848 175 jaar! Om bij het jubileum van dit 'revolutiejaar' stil te staan organiseert het Montesquieu Instituut verschillende activiteiten.

De Grondwetsherziening van 1848 kan namelijk gezien worden als de start van ons huidige stelsel van parlementaire democratie. Niet langer was de koning, maar waren de ministers verantwoordelijk voor het beleid. De Tweede Kamer kreeg veel meer invloed en werd vanaf toen, weliswaar eerst slechts door een deel van de bevolking, rechtstreeks gekozen.

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Grondwetsherziening van 1848

Tot 1848 had in Nederland de vorst veel macht. Tot er in Europa democratische bewegingen op gang kwamen en er in verschillende landen hevige protesten uitbraken. De bevolking eiste liberale hervormingen, maar in Nederland kwam het niet tot een revolutie. Koning Willem II was geschrokken van de opstanden in het buitenland en stelde een Grondwetscommissie aan onder leiding van Johan Rudolph Thorbecke.

In april 1848 werd het rapport commissie-Thorbecke gepresenteerd. Naar aanleiding van de voorstellen van de grondwetscommissie werden nog enkele wijzigingen aangebracht, maar het rapport vormde de basis voor de 12 wetsvoorstellen die in juni aan de Tweede Kamer werden aangeboden. Uiteindelijk stemde zowel de Eerste als de Tweede Kamer in met de voorstellen en werd op 3 november 1848 de nieuwe Grondwet afgekondigd.

2.

Grondwet van 1848

De Grondwet van 1848 is relevant omdat deze wet een basis heeft gelegd voor onze huidige parlementaire democratie. Met de invoering van de Grondwet werd de koning onschendbaar en werden de ministers verantwoordelijk voor het beleid. Bovendien werden de rechtstreekse verkiezingen van de Tweede Kamer, gemeenteraden en Provinciale Staten ingevoerd op basis van het censuskiesrecht (het algemeen kiesrecht volgde in 1919).

Ook de belangrijkste basisprincipes van ons parlementaire systeem hebben we te danken aan de Grondwet van 1848. Zo werd de openbaarheid van vergaderingen en de mogelijkheid om de Kamers te ontbinden ingevoerd. Net als de invoering van het recht van amendement, de verlening van het recht van onderzoek (enquête), en de invoering van een inlichtingenrecht voor beide Kamers, waardoor interpellaties mogelijk werden. Bovendien stonden ook de vrijheid van onderwijs, vereniging en vergadering, meningsuiting en drukpers in deze grondwet vastgelegd.

Tot slot ligt ook de Grondwet van 1848 ten grondslag aan de procedure van de wijziging van de grondwet. Na aanneming van een grondwetswijzigingsvoorstel worden verkiezingen voor de Tweede en Eerste Kamer gehouden, waarna de nieuw gekozen Kamers met tweederdemeerderheid over dat voorstel beslissen.