Roemenië, een Europees zorgenkind als voorzitter

maandag 24 juni 2019, 13:00, analyse van dhr Tim Delhez

Het afgelopen half jaar –van 1 januari tot (volgende week) 1 juli– heeft Roemenië de Raad van de Europese Unie voorgezeten. Het voorzitterschap is onderdeel van een voorzitterstrio samen met Finland en Kroatië. Het trio bepaalt gezamenlijk de langetermijn doelstellingen en stelt een gemeenschappelijke agenda op met de onderwerpen en grote thema's die de Raad gedurende 18 maanden zal behandelen.

De doelen van het Roemeens voorzitterschap waren onder meer gericht op het versterken van het vertrouwen van burgers in de EU, een toekomstgericht klimaatbeleid en het versterken van de rol van de EU op het wereldtoneel. Roemenië kreeg tijdens het voorzitterschap ook nog te maken met de verkiezingen voor het Europees Parlement.

Voorafgaand was er de nodige scepsis over het Roemeens voorzitterschap. Jean-Claude Juncker, voorzitter van de Europese Commissie, sprak eind 2018 openlijk zijn twijfels uit over de geschiktheid van Roemenië als voorzitter. Ook in Roemenië zelf waren er vooraf twijfels vanuit de oppositie. Sinds het Verdrag van Lissabon uit 2009 is de rol van de voorzitter van de Raad van de EU wel al wat beperkter geworden.

Het land staat ook nog onder toezicht van de Europese Unie. Toen Roemenië (samen met Bulgarije) op 1 januari 2007 lid van de EU werd, moesten zij nog een inhaalslag maken wat betreft hervormingen van het rechtsstelsel en de bestrijding van corruptie. De Europese Commissie heeft daarom als overgangsmaatregel een zogenaamd ‘coöperatie- en verificatiemechanisme’ (CVM) in het leven geroepen om Roemenië te helpen de achterstand te overbruggen.

In het meest recente voortgangsrapport uit 2018 oordeelde de Europese Commissie nog hard over het gebrek aan hervormingen. De EC stelde dat Roemenië na jaren van vooruitgang opnieuw de verkeerde kant op gaat met de aanpak van fraude en de onafhankelijkheid van het Roemeense Openbaar Ministerie. Ook het anticorruptieonderzoek wordt als niet-onafhankelijk beoordeeld.

Op 27 mei 2019 werd parlementsvoorzitter Liviu Dragnea tot drieënhalf jaar gevangenisstraf veroordeeld wegens machtsmisbruik. De oud-partijleider van regeringspartij PSD wordt gezien als één van de machtigste personen van Roemenië. In verband met een voorwaardelijke celstraf voor EU-subsidiefraude en verkiezingsfraude kon hij al geen premier worden, maar achter de schermen oefende hij tot mei 2019 nog wel de nodige invloed uit. Sinds de sociaaldemocratische PSD in 2016 aan de macht kwam, is een groot deel van de verbeteringen die geboekt waren door de politieke voorgangers weer teniet gedaan door ontslagen van aanklagers en het doorvoeren van wetswijzigingen die de strijd tegen corruptie belemmeren.

Eén van de aanklagers die het heeft moeten ontgelden is Laura Kövesi. Zij was jarenlang een gevierd en gevreesd officier van justitie in Roemenië. Ze maakte naam door als anticorruptiejager rechters en politici te vervolgen. Haar ontslag leidde tot protesten in de straten van Boekarest. Kövesi is tevens één van de kandidaten is om Hoofdaanklager van het Europees Openbaar Ministerie (EOM) te worden. Op verschillende wijzen werd zij hierbij echter tegengewerkt door de huidige Roemeense regering.

Ondanks de felle kritieken heeft de regeringspartij wetswijzigingen doorgevoerd waarmee voor corruptie veroordeelde politici en hoge ambtenaren mogelijk gratie kunnen krijgen. De officiële reden hiervoor was dat de gevangenissen te vol zitten, maar volgens critici zou het vooral gaan om het beschermen van partijgenoten. Naar aanleiding van deze ontwikkelingen dreigde Frans Timmermans in mei 2019 namens Brussel in een brief aan Roemenië nog met vergaande maatregelen om aanpassingen aan de rechtsstaat af te dwingen. Het is nog niet eerder voorgekomen dat een voorzitter van de Raad van de EU zo scherp bekritiseerd werd.

Naast de scepsis vooraf waren er toch wel enige verwachtingen van het voorzitterschap. In het bijzonder werd verwacht dat op de Europese Top in Sibiu van 9 mei een signaal worden afgegeven van Europese eenheid en zelfvertrouwen. Ook was het de verwachting dat het Meerjarig Financieel Kader voor de periode 2021-2027 in grote lijnen gepresenteerd kon worden. Tot meer dan een ietwat abstract tienpuntenplan waarin de Europese waarden werden benadrukt, de zogenaamde Sibiu-verklaring, kwam het echter niet. De opkomst van de Europese verkiezingen, die twee weken na de top plaatsvonden, was weliswaar iets hoger dan normaal, maar liet ook een verdere politieke versplintering zien.

Terugkijkend naar de vooraf gepresenteerde doelstellingen valt dan ook te concluderen dat het Roemeense voorzitterschap weinig eenduidige resultaten heeft opgeleverd. De doelstellingen zelf waren wellicht niet heel concreet, maar ook de Europese Top was niet het gedroomde hoogtepunt. Ook de uitslag van de Europese verkiezingen liet geen tekenen van een sterker verbonden Europa zien. Een definitieve brexit is Roemenië gelukkig nog bespaard gebleven.

Tim Delhez is als redacteur verbonden aan PDC en het Montesquieu Instituut en schrijft in die hoedanigheid onder andere over Europese politiek voor de website www.europa-nu.nl.

Deze bijdrage stond in