De helmenaffaire: politieke knullenjongen en surrogaatprocedure

Defensie koopt verkeerde helmen. Aan het einde van de jaren ’50 stonden de kranten er vol mee, nadat gebleken was dat de geleverde helmen te licht waren en dat de materieeldienst van de Landmacht onzorgvuldig keurden. Problemen bij de productie werden onderschat en de voorbereiding bleek niet zorgvuldig. Veertig procent van de geproduceerde helmen werden afgekeurd, bij een latere herkeuring bleek nog eens bijna driekwart van de—in eerste instantie—goedgekeurde helmen te licht. Een keurmeester belandde zelfs in het gevang voor ‘bedrieglijke handelingen’. Ieder snippertje informatie kwam in de krant, elk detail was aanleiding voor Kamervragen. Minister Staf en staatssecretaris Kranenburg, belast met materieelbeleid, hadden grote moeite met de onthullingen.

In de Tweede Kamer maakte Kranenburg, zelfs nadat hij al zeven jaar staatssecretaris was, een zwakke indruk. In een vergadering van de Tweede Kamercommissie voor Defensie sprak de PvdA-bewindsman: ‘Ik ben U erkentelijk (…) voor de vragen, want dankzij die vragen weet ik dit allemaal zo goed’. Die opmerking leidde tot hoongelach in oppositiekringen, maar ook bij de regeringsfracties was er weinig mededogen.

Bij het interpellatiedebat wat volgde op de commissievergadering, schitterde Kranenburg door afwezigheid. Hij was op werkbezoek in de VS, waardoor de Kamer het met de minister moest stellen. Het debat leidde tot algemene aanvaarding van een motie waarmee een onderzoekscommissie werd ingesteld.

Kranenburg bood de Kamer zijn verontschuldigingen aan voor zijn afwezigheid bij het debat. In aanvulling daarop debatteerde de Tweede Kamer over de positie van het relatief nieuwe ambt van staatssecretaris met de vraag: heeft een staatssecretaris een eigen politieke verantwoordelijkheid? In de pers werd meteen gespeculeerd over het aftreden van Kranenburg, dat zat er echter nog niet in. Zijn doodvonnis werd getekend door KVP-senator De Gou: ‘Een dergelijke handelswijze kan men verwachten van een politieke knullenjongen, maar niet van een staatssecretaris’. Kranenburg treedt af na het debat in de senaat.

Het onderzoeksverslag moest nog komen. Toen het eerste tussenrapport kwam, was Kranenburg al weg en stond CHU’er Staf op het punt te vertrekken. Met het verschijnen van het definitieve rapport, was Staf al een jaar geen minister meer. Het rapport van de commissie bekritiseerde de gang van zaken en kwam met aanbevelingen, maar werd ingehaald door de politieke realiteit. Er werden wel wijzigingen doorgevoerd, maar het rapport zelf werd louter ‘voor kennisgeving aangenomen’. De NRC sprak dan ook smalend van ‘een surrogaatprocedure’. De helmenaffaire was geruchtmakend, zeker, maar had een vrij gering politiek effect.