Heeft de politieke partij nog toekomst?

Paul Lucardie, fellow van het Montesquieu Instituut, was verbonden aan het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen, Rijksuniversiteit Groningen 

Van een politicoloog die zich bijna veertig jaar met politieke partijen heeft bezig gehouden zou je een volmondig ‘ja’ op deze vraag kunnen verwachten. Veel van mijn vakgenoten achten politieke partijen inderdaad onmisbaar in een moderne samenleving, net zoals banken, verzekeringsmaatschappijen en supermarkten. Slechts enkele landen doen het zonder partijen, zoals het koninkrijk Saoedi-Arabië en de Federatie van Micronesië: de eerste is nog een traditionele en religieus geïnspireerde monarchie waar de koning en zijn familie alle macht in handen heeft; de laatste bestaat uit kleine eilanden in de Stille Oceaan die elk hun vertegenwoordigers in het federaal parlement kiezen op grond van persoonlijke eigenschappen en de tradities van het eiland. Dat zijn dus geen voorbeelden voor een moderne, seculiere en democratische samenleving. Partijen veranderen weliswaar van vorm – van de informeel en losjes georganiseerde notabelenpartijen in de negentiende eeuw via de strak georganiseerde massapartijen in de twintigste eeuw naar de geprofessionaliseerde kaderpartijen van tegenwoordig – maar zullen blijven bestaan, zo is de gangbare opvatting.

Functies politieke partijen

Partijen worden onmisbaar geacht vooral vanwege twee functies die ze vervullen. In de eerste plaats selecteren ze kandidaten voor de volksvertegenwoordiging en het openbaar bestuur. Zonder die selectie zou de verkiezing van de Tweede Kamer en andere volksvertegenwoordigende lichamen een zeer onoverzichtelijke competitie tussen honderden zo niet duizenden onafhankelijke kandidaten worden die elk met hun eigen website, blogs en twitters om de kiezersgunst zouden dingen. In de tweede plaats stellen de partijen programma’s samen waaraan hun gekozen kandidaten gebonden zijn. Idealiter weerspiegelen die programma’s de wensen en belangen van de burgers – dit wordt in de politicologie doorgaans de aggregatie- en articulatiefunctie genoemd.  Daarnaast vervullen veel partijen nog andere functies, zoals de vorming van een regering en de politieke socialisatie (‘opvoeding en vorming’) van de kiezers, onder meer via verkiezingscampagnes, regelmatige televisie-uitzendingen en acties op straat.

Kunnen deze functies onmogelijk door andere organisaties of instituties vervuld worden? Dat staat nog te bezien. De wensen en belangen van burgers worden niet alleen door politieke partijen maar ook door opiniepeilers en wetenschappelijke onderzoeksinstellingen zoals het Sociaal en Cultureel Planbureau geïnventariseerd en geïnterpreteerd. Die kunnen dat wellicht nog beter dan de partijen, die immers geleidelijk leden verliezen en steeds meer moeite hebben de samenleving in haar geheel te begrijpen en weerspiegelen. Niet veel meer dan twee procent van de Nederlandse burgers is anno 2015 nog lid van een partij, en dat is niet de doorsnee burger maar (gemiddeld) een relatief hoog opgeleide (witte) man van middelbare leeftijd. De selectie van volksvertegenwoordigers wordt daardoor ook nogal vertekend: die zijn immers in vrijwel alle gevallen lid van een partij wanneer ze kandidaat gesteld worden.

Vertegenwoordiging door middel van loting

De laatste jaren groeit dan ook de belangstelling voor een heel andere vorm van volksvertegenwoordiging: niet via verkiezing maar via loting. De voorstanders verschillen van mening hoe dat het beste zou kunnen gebeuren: moeten kandidaten zich vrijwillig melden en wellicht een test van bekwaamheid afleggen, of wordt een willekeurige steekproef uit de hele bevolking getrokken, zoals opiniepeilers ook doen, al dan niet met een formele plicht om in de volksvertegenwoordiging aanwezig te zijn? Komen de ingelote volksvertegenwoordigers voor vier jaar naar Den Haag, zodat ze goed ingevoerd worden zoals de Tweede Kamer nu, of slechts voor korte tijd, zodat ze niet vervreemd raken van hun achterban? Kunnen ze ook ministers kiezen en de regering ter verantwoording roepen? Op verschillende niveaus vinden experimenten plaats om een antwoord op deze vragen te vinden, al hebben de op loting gebaseerde burgerfora, burgerjuries en burgervergaderingen in verschillende landen tot nu toe vrijwel overal slechts een adviserende en geen besluitvormende functie kunnen vervullen.

Het is nog veel te vroeg om de politieke partij op te heffen. Zelfs in een lotingsdemocratie zouden partijen nog een rol kunnen spelen, zij het dan voornamelijk als denktanks en adviesorganen. Niettemin lijkt haar toekomst geenszins gegarandeerd en is de partij niet zo onmisbaar als vaak gedacht wordt. Indien het ledenverlies van partijen doorzet, meer burgers vertrouwen in partijen verliezen en het partijstelsel verder gefragmenteerd raakt, zou er dan ook serieus over alternatieven nagedacht moeten worden.