Film & Debat: Citizenfour

Voormalig CIA-analist Edward Snowden onthulde in 2013 dat een aantal westerse overheden grootschalige afluisterprogramma's had opgetuigd. De publieke verontwaardiging was groot. Overheden waren niet blij met de onthullingen, en bovenal boos en bezorgd over mogelijke lekken die hun spionage-activiteiten in gevaar brachten.

Het verhaal van Snowden illustreert wat overheden doen om de burger te beschermen. Tegelijkertijd rijst de vraag of de overheid uit naam van een veiliger samenleving mee mag kijken met al het internet- en telefoonverkeer van hun burgers. De burger heeft recht op privacy en moet niet van tevoren al als mogelijke verdachte worden aangemerkt.

Journalist Kristel van Teeffelen ging met hoogleraar beveiliging en correctheid van programmatuur Bart Jacobs én de zaal in gesprek over de vraag hoe ver overheden mogen gaan om burgers te beschermen door ze te bespieden.

De Oscarwinnende documentaire "Citizenfour" volgt filmmaker Laura Poitras en journalist Glenn Greenwald in de aanloop naar en ontmoetingen met hun contact "Citizenfour", een alias van Edward Snowden.

Acht dagen lang spreken ze met elkaar in een hotelkamer in Hong Kong, en later nogmaals in Rusland. De interviews maken duidelijk hoe ver de overheidsprogramma's reiken en de hoeveelheid informatie die overheden over hun burgers verzamelen.

De storm van publiciteit die opsteekt na de onthullingen heeft grote gevolgen voor iedereen die betrokken is bij het lekken van de informatie. Nog meer dan voorheen het geval was worden Poitras, Greenwald en Snowden in de gaten gehouden door de veiligheidsdiensten, precies het onderwerp dat ze aan de kaak wilden stellen.

 

Een belangrijk detail in Citizenfour is de grote zorg waarmee omgegaan wordt met alle elektronische apparatuur die verbinding kan maken met het internet. Daar is ook alle reden toe: veiligheidsdiensten proberen zich toegang te verschaffen tot de apparatuur zelf; telefoons, tablets en computers worden gehackt. Encryptie van het digitale verkeer over de kabels bemoeilijkt het aftappen van data en dus wordt er naar andere wegen gezocht. Hoogleraar Bart Jacobs ziet het als een kat-en-muis-spel tussen het beveiligen van data en het zoeken naar zwakke plekken om die data af te vangen door veiligheidsdiensten.

Belangrijker nog dan de vraag hoe inlichtingendiensten meeluisteren is wie ze in de gaten houden. Citizenfour liet zien dat de Amerikaanse dienst NSA ongelofelijk veel mensen in de gaten houdt. In Nederland valt dat volgens Jacobs mee. Er is een toezichthouder die de dienst waar nodig op de vingers tikt. Toch is gezond wantrouwen jegens de overheid wel op zijn plaats. Zo lijkt de controle op de Nederlandse politie een stuk minder strak geregeld. En onze politie tapt veel af.

Moeten wij niet veel bozer zijn, vroeg Kristel van Teeffelen zich af. Moet onze vrijheid niet te veel wijken voor veiligheid? Ook daar bestaat een duidelijk verschil in opvatting tussen Europa en de Verenigde Staten. In Europa is privacy een grondrecht, in de VS niet. Europa gaat zeker niet vrijuit, stelt Jacobs, maar de bevoegdheden van de inlichtingendiensten lijken strakker in de hand gehouden te worden. Jacobs gaat er ook niet van uit dat Europa altijd aanklopt of kan aankloppen bij de Amerikanen als ze informatie nodig hebben die zij zelf niet kunnen of mogen verkrijgen. Een deel van het publiek zag het wat dat betreft somberder in.

Uiteindelijk is het doel van afluisteren het vangen of stoppen van de 'bad guys'. Die opereren in de rafelranden van de maatschappij. In hun kielzog begeven de inlichtingendiensten zich op diezelfde rafelrand - met het risico dat ze grenzen over gaan. Dat maakt de discussie erg lastig, iets waar Citizenfour in zijn veroordeling van grootschalig afluisteren mogelijk aan voorbij gaat.

Dit evenement werd mede mogelijk gemaakt dankzij Filmhuis Den Haag, Montesquieu Instituut, Internationaal Perscentrum Nieuwspoort en ProDemos – Huis voor democratie en rechtsstaat.