Omkeringen in de peilingen

Bij sterk wisselend kiezersgedrag is voorspelling van de verkiezingsuitslag een hachelijke zaak. De geschiedenis laat zien dat de uitkomst van peilingen soms flink afwijkt van de uiteindelijke uitkomst. Dat komt vooral omdat een behoorlijk deel van de kiezers pas in het stemhokje een definitieve keuze maakt. Die kan afwijken van wat eerder tegen opiniepeilers is gezegd.

Omkeringen tijdens de verkiezingsstrijd, zoals nu in de verhouding tussen SP en PvdA, zijn meer voorgekomen. Het tijdstip waarop dat zichtbaar werd, verschilde echter. Soms kantelde het beeld, zoals nu, enkele weken voor de verkiezingsdag. Het kwam echter ook voor dat de omkering in de laatste dagen of zelfs op de verkiezingsdag plaatsvond. Zelfs de opiniepeilers werden dan verrast.

Er zijn overigens ook voorbeelden van juiste voorspellingen en van het uitblijven van een 'omkering'. In 1982 tekende zich lang af dat de PvdA de grootste zou worden. Het NIPO voorspelde een week voor de verkiezingen als uitslag: PvdA 45, CDA 44, VVD 36 en D66 7 zetels. Dat bleek vrijwel juist te zijn: PvdA 47, CDA 45, VVD 36 en D66 6.

Soms vond al eerder een omslag plaats in de peilingen. In 1977 leek lange tijd het CDA veruit de grootste te worden, maar een sterk op de persoon van premier Den Uyl gerichte campagne wierp zijn vruchten af voor de PvdA. In april 1977 voorspelde het NIPO dat het CDA met 51 zetels de grootste zou worden, terwijl PvdA, PPR en D66 samen niet verder dan 55 zetels zouden komen. Uiteindelijk haalden het CDA 49 zetels, maar won de PvdA in de laatste weken nog flink, vooral ten koste van de PPR. De PvdA werd zo met 53 zetels verrassend de grootste.

Een soortgelijke omkering deed zich ook voor in 1986. Enkele weken voor de verkiezingen voorspelde het NIPO dat de PvdA met 56 zetels een enorme winst zou boeken en de grootste worden. De PvdA won uiteindelijk wel, maar het CDA, dat in de peilingen op 46 zetels stond, ging daar 'overheen' en kwam op 54 zetels. Lubbers kon zodoende met de VVD 'zijn karwei' afmaken. Die eindsprint van het CDA was onzichtbaar gebleven voor de opiniepeilers. Bij de omslag speelde ongetwijfeld mee dat Lubbers zich tijdens het slotdebat op tv had ontpopt als een staatsman, die enigszins boven de partijen stond. Dat stond in schril contrast met zijn opponenten Den Uyl en Nijpels, die elkaar flink in de maat namen.

Verrassingen waren er ook in 2002 toen het CDA het veel beter deed dan was voorspeld. Dat was mogelijk een gevolg van de onrust die was ontstaan na de moord op Pim Fortuyn, waarna veel kiezers uitweken naar het stabiele CDA. Die partij won daardoor 14 zetels en werd met 43 zetels veruit de grootste. De omkering was toen dus voor een groot deel toe te schrijven aan een onverwachte gebeurtenis in de verkiezingsstrijd.

De verkiezingen van november 2006 leken lange tijd uit te draaien op een nek-aan-nek-race tussen CDA en PvdA. Op 6 november had het CDA een geringe voorsprong op de PvdA (bij Interview-NSS 45-43 en bij De Hond 44-40). Uiteindelijk won de SP echter sterk terrein, ten koste van de PvdA. De SP, die lang op ongeveer 17 zetels stond, kwam uit op 25. Het resultaat van de PvdA bleef met 33 ver achter bij voorspellingen van eind oktober/begin november.

In 2010 was vooral de veel grotere winst van de PVV verrassend. De PVV stond geruime tijd op circa 18 zetels, maar behaalde er uiteindelijk 24. Dit leek vooral ten koste te zijn gegaan van de VVD, die lang op ongeveer 35/36 zetels stond. Door de daling van de VVD en enig herstel van de PvdA werden de verkiezingen alsnog een onverwachte strijd tussen VVD en PvdA. Zelfs op de verkiezingsavond bleef lange tijd of de PvdA van Cohen of de VVD van Rutte als grootste uit de strijd zou komen.

Van een zichtbare 'omkering' in de strijd was geen sprake geweest, omdat de extra steun voor de PVV niet in de peilingen tot uiting was gekomen. Ook dat onderstreept dat peilingen een indicatie geven over de uitslag, maar dat kiezersgedrag in de laatste dagen en zelfs op de verkiezingsdag tot een geheel andere uitkomst kan leiden.