Financiering politieke instituten: met algemene stemmen verworpen

Verwerping met algemene stemmen komt zelden voor. Het gebeurde ooit, in 1920, maar dat was omdat een inmiddels achterhaald wetsvoorstel (over huisvesting van de Raad van State) in die tijd niet meer kon worden ingetrokken na aanvaarding door de Tweede Kamer.

In 1990 stuitte een wetsvoorstel over subsidiëring van politieke instituten echter op algemeen verzet in de Eerste Kamer. De positie van de Eerste Kamer als geheel was onaanvaardbaar, ook voor partijen die altijd voor afschaffing van de Senaat waren geweest. PvdA-lid Joke van der Meer legde namens de vaste commissie een verklaring af.

De voorzitter: Ik breng in herinnering dat op 1 november 1988 dit wetsvoorstel in de Eerste Kamer is behandeld. De afdoening werd toen aangehouden. Mij is niet gebleken dat om heropening van de beraadslaging is gevraagd. Ik stel u dan ook voor om tot afdoening over te gaan. Ik geef het woord aan mevrouw J.H.B. van der Meer voor het afleggen van een stemverklaring namens de vaste Commissie voor binnenlandse zaken.

Mevrouw J.H.B. van der Meer: Mijnheer de voorzitter! Gelet op de plenaire behandeling op 1 november 1988 van wetsvoorstel 19508, Regeling van subsidiëring van politieke instituten, waarbij er namens de vaste Commissie voor binnenlandse zaken en de Hoge Colleges van Staat op gewezen is dat: 1. het wetsvoorstel raakt aan een aantal wezenlijke elementen in ons staatsbestel, namelijk de functie van politieke partijen en hun onafhankelijkheid en van de Staten-Generaal als eenheid; 2. er geen enkel principieel argument is om partijen die wel in de Eerste Kamer maar niet in de Tweede Kamer vertegenwoordigd zijn van regelingen van subsidiëring van politiek-wetenschappelijke instituten en instituten van politieke vorming en scholingsactviteiten uit te sluiten en dus dat die uitsluiting onjuist is.

Overwegende, dat de commissie aan de ambtsvoorganger van de minister een suggestie heeft gedaan om deze uitsluiting ongedaan te maken die zowel aan principiële als aan praktische bezwaren tegemoet komt, doch dat dit niet tot het gewenste resultaat heeft geleid, dat weliswaar in de feitelijke situatie wijziging is opgetreden, maar dat dit geen gevolgen kan en zal hebben voor de principiële stellingname, besluiten de leden van de fracties, vertegenwoordigd in de Eerste Kamer, hun stem aan wetsvoorstel 19508 te onthouden.

De voorzitter: In stemming komt het wetsvoorstel. Ik constateer dat het wetsvoorstel met algemene stemmen is verworpen.

Handelingen Eerste Kamer, 11 september 1990