Rol Europese Partijen bij oplossen eurocrisis marginaal

Edwin van Rooyen

De Europese partijen spelen nauwelijks een rol van betekenis bij het oplossen van de Europese crisis. Het zijn vooral de belangen van de lidstaten die bij de besluitvorming in de Europese Raad een rol spelen. Edwin van Rooyen, als onderzoeker verbonden aan het DNPP, is daar stellig over: ‘De onderhandelingen in de Europese Raad zijn onderhandelingen tussen lidstaten waarbij de belangen van elke lidstaat bepalend zijn voor de afzonderlijke standpunten. Het is een intergouvernementeel proces’, legt hij uit. ‘Europartijen spelen wel een rol in de afstemming tussen leden van de Europese Raad voorafgaand aan een Europese top. Degenen die tot dezelfde partij behoren komen dan bij elkaar om hun posities af te stemmen. Maar het voert  te ver om te zeggen dat europartijen in die afstemming een rol van betekenis spelen of kunnen spelen.’ 

Zal de rol van Europese partijen groter worden? Van Rooyen twijfelt. ‘Met de overdracht van nationale soevereiniteit als middel om de crisis aan te pakken komt de Europese integratie weer een stap verder. Aan de ene kant kan je dan verwachten dat de rol van europartijen belangrijker wordt.’ Hij refereert daarbij aan de stelling van hem en Gerrit Voerman dat de ontwikkeling van de Europese politieke partijen in belangrijke mate parallel loopt aan het proces van Europese integratie . ‘Maar aan de andere kant is het sentiment binnen de lidstaten wel dusdanig dat het nauwelijks voorstelbaar is dat lidpartijen een sterkere eigen positie van europartijen zouden accepteren’, gaat hij verder. ‘Het lijkt erop dat de lidpartijen binnen hun europartijen minder Europees denken dan een paar jaar geleden. Dit onder invloed van de sterker geworden populistische kritiek op Europa.’

Ook bij de controle op de besluiten van de Europese Raad spelen volgens Edwin van Rooyen europartijen amper een rol, omdat die controle vooral door het Europees Parlement en de nationale parlementen wordt uitgevoerd. Van Rooyen: ‘De controle op de Europese Raad ligt in belangrijke mate bij de nationale parlementen. Zij kunnen een regeringsleider terugfluiten na een Europees genomen besluit, al doen ze dat natuurlijk niet zomaar. De nationale politieke partijen zijn in deze situatie invloedrijker dan de europartijen via het Europees Parlement zouden kunnen zijn. De druk die europartijen op fracties in het Europees Parlement kunnen uitoefenen, is zeer beperkt. Als je het zo bekijkt, zijn de nationale (lid)partijen toonaangevender dan hun Brusselse zusjes.’

Overigens signaleert Edwin van Rooyen wel een spannend politiek spel als een nationaal parlement zich uitspreekt tegen het besluit dat een regeringsleider in Europees verband heeft genomen. Of dat gelijk tot tenietdoening van het besluit leidt, is nog maar de vraag. Als het om ratificatie van een verdrag zou gaan, dan ligt de drempel om niet akkoord te gaan heel hoog. Van Rooyen ziet een sterker controlemiddel in nationale referenda. ‘Een uitspraak van een nationale bevolking kan krachtiger zijn. Zie het Ierse referendum over het Verdrag van Lissabon in 2008. Pas na het tweede referendum in 2009 kon het verdrag worden geratificeerd.’

december 2011