De financiële controle in het gemeenterecht

Hebben de vernieuwingen in het gemeentebestuur de positie van de gemeenteraad versterkt? Met name als het gaat om het begrotingsrecht plaatst Wytze van der Woude een paar stevige vraagtekens.

Over drie weken, op 20 oktober, promoveert Van der Woude, verbonden aan het Montesquieu Instituut in Maastricht, op een proefschrift over ‘De financiële controle in het gemeenterecht’, een juridisch onderzoek naar de ‘dualisering van de financiële functie’.

 

Waar publieke middelen uitgegeven worden, horen behoorlijke controlemechanismen te bestaan. In het gemeenterecht hebben deze controlemechanismen het afgelopen decennium forse wijzigingen ondergaan. Er zijn nieuwe financiële controleurs geïntroduceerd, de opzet van de gemeentelijke begroting en jaarrekening is ingrijpend gewijzigd en er heeft een aanscherping van de rechtmatigheidscontrole plaatsgevonden. Deze wijzigingen vormden een belangrijk onderdeel van de `dualisering van het gemeentebestuur', die bedoeld was de positie van de gemeenteraad te versterken. Tegen achtergrond van deze dualisering is getracht een antwoord te geven op de vraag in hoeverre de controlepositie van de gemeentelijke volksvertegenwoordiging (de gemeenteraad) verbeterd is.

Eén conclusie van dit onderzoek is dat er redenen zijn om te twijfelen aan de mate waarin deze doelstelling is verwezenlijkt. Een eerste probleem in dit verband lijkt de doelstelling zelf. Soms lijkt de dualisering eerder het college aan de teugels te hebben geholpen. Ten tweede is de vraag gerechtvaardigd of de uiteindelijk doorgevoerde vernieuwingen de bevoegdheden van de gemeenteraad wezenlijk versterkt hebben. In dit onderzoek wordt op een aantal deelaspecten juist het tegenovergestelde betoogd.

Dit kan vooral het geval zijn ten aanzien van het gemeentelijke begrotingsrecht. Doordat de gemeenteraad wordt aangespoord zoveel mogelijk `begrotingen op hoofdlijnen' op te stellen, verliest de gemeenteraad haar mogelijkheden het beleid van het college van burgemeester en wethouders te sturen. Op andere punten lijkt een verdergaande invloed van de gemeenteraad echter ongewenst. Dit houdt vooral verband met het impliciete rechtmatigheidsoordeel dat de gemeenteraad moet vellen over de jaarrekening. Idealiter zouden politici niet met het vellen van rechtmatigheidsoordelen moeten worden belast. Dit zou beter kunnen worden overgelaten aan onafhankelijke deskundigen. Daartoe kunnen accountants worden ingeschakeld. Het zou in dat geval echter beter zijn de aansturing van deze accountants niet door de gemeenteraad, maar bijvoorbeeld door gedeputeerde staten van de betreffende provincie te laten geschieden.