De Eerste Kamer heeft nauwelijks ‘echt’ vergaderd. Een column.

maandag 28 oktober 2019, 13:00, Prof.Dr. Bert van den Braak

Wie het parlement goed volgt, zal het zijn opgevallen dat de Eerste Kamer de afgelopen weken nauwelijks 'echt' vergaderde. Er was een beëdiging, een herdenking en er werden wat hamerstukken afgehandeld, maar er was ook een enkele vergaderloze dinsdag. Na de Algemene Beschouwingen van 29 oktober staan er pas voor 5 november debatten over wetsvoorstellen gepland; de eerste dit parlementaire jaar. Om misverstanden te voorkomen: er zijn wel steeds diverse commissievergaderingen.

De Eerste Kamer is uiteraard in belangrijke mate afhankelijk van wat er aan wetsvoorstellen uit de Tweede Kamer komt. Daarin speelt het kabinet weer een grote rol, al is initiatiefwetgeving uiteraard ook van betekenis voor de agenda. In de zitting 2018/2019 behandelde de Eerste Kamer bijvoorbeeld acht initiatiefwetsvoorstellen, waaronder de belangrijke Klimaatwet en een voorstel over gewapende bescherming van koopvaardijschepen. Een vergelijking tussen de Kameragenda's van nu en van dertig jaar geleden laat evenwel zien dat wetgeving aan betekenis heeft ingeboet. In de zitting 2017/2018 waren er in de Tweede Kamer vele weken waarin slechts één of twee wetsvoorstellen plenair werden behandeld en soms zelfs geen enkele. In de zitting 1987/1988 waren dat er wekelijks zeker drie of vier.

Opvallend is verder dat er dertig jaar geleden in de Tweede Kamer veel meer plenaire vergadertijd werd uitgetrokken voor de begrotingsbehandeling. De begrotingen (of belangrijke onderdelen) werden deels ook nog behandeld in uitgebreide (openbare) commissievergaderingen. Veel onderwerpen die vroeger in de begrotingsbehandeling aan de orde kwamen, worden nu door het jaar heen geagendeerd. Dertig jaar geleden waren er daarnaast wel debatten over verslagen van mondelinge overleggen. Het aantal daarvan was echter veel lager dan de tegenwoordige verslagen van algemene overleggen (VAO's) en schriftelijke overleggen (VSO's). Deze debatvormen zijn overigens niet meer dan de mogelijkheid om moties in te dienen, waarna de betrokken bewindspersoon daarop een reactie geeft. Ze bepalen, met de vele stemmingen die daaruit volgen, nu wel voor een belangrijk deel de plenaire agenda van de Tweede Kamer.

Daarnaast worden er ook nu nog wekelijks enkele gewone (plenaire) debatten gehouden. Dat gebeurt als regel na een meerderheidsbesluit en - minder vaak - als minimaal dertig leden om een debat vroegen. Het gaat dan om actuele onderwerpen zoals de aardbevingsproblemen in Groningen, het pensioenakkoord, de toestand in Syrië en slechte prestaties in de thuiszorg. Dertig jaar geleden waren er eveneens geregeld (uitvoerige) plenaire debatten, bijvoorbeeld over de buitenlandse politiek en sociaaleconomische vraagstukken, maar vaak gebeurde dat aan de hand van een brief van de regering. Voor Tweede Kamerleden was het aanvragen van een interpellatie het geëigende middel om (met spoed) een bewindspersoon naar de Kamer te laten komen. Interpellaties hadden voor de aanvrager het voordeel dat hij of zij het voortouw mocht nemen in het debat. Bij de huidige reguliere debatten zijn alle sprekers 'gelijk'. Overigens bestaat het interpellatierecht nog wel.

Bij de onderwerpen die tegenwoordig worden behandeld, valt het ontbreken van regeringsnota's op. Dertig jaar geleden ontvouwden kabinetten plannen meestal in omvangrijke beleidsnota's, die uitvoerig parlementair werden besproken. Dat gebeurde vaak in uitgebreide commissievergaderingen. Tegenwoordig bestaan er zogenoemde nota-overleggen. Daarin worden echter nauwelijks regeringsnota's besproken, maar vooral initiatiefnota's van Kamerleden. De regeringsnota komt nog slechts zelden voor. Nu zijn er soms actieplannen, die dan meestal in algemene overleggen worden besproken.

De sinds de jaren tachtig toegenomen betekenis van regeerakkoorden en het gereguleerde overleg van coalitiefracties hebben de overige fracties ertoe gebracht wegen te zoeken om zich te kunnen profileren. Zij willen bijvoorbeeld graag snel actuele onderwerpen agenderen, liefst plenair. Daarnaast is er een toename van het gebruik van vragenrecht en van het recht van initiatief en groeide het aantal (ingediende) moties enorm. Minstens zo opvallend is het afgenomen aandeel van (regerings)wetgeving en beleidsnota's. Dat alles zorgde voor 'andere' agenda's dan in het verleden. En dus niet alleen in de Tweede Kamer, maar ook in de Eerste Kamer.

In mijn oratie in Maastricht op 25 oktober zal ik nader ingaan op interpretatie van parlementaire activiteiten.

Bert van den Braak is hoogleraar parlementaire geschiedenis aan de Universiteit Maastricht en fellow van het Montesquieu Instituut.

Deze bijdrage stond in