De voor- en nadelen van een 151e Kamerzetel

maandag 25 juni 2018, Jurgen Broeders

Een goed idee, zo noemde Tweede Kamervoorzitter Arib het plan om een onafhankelijke Kamervoorzitter zonder stemrecht te introduceren. Die zou als 151e Kamerlid de vergaderingen moeten voorzitten. In het boek Boven de partijen van Gerry van der List, dat deze maand uitkwam, greep ze daarvoor terug op een voorstel van SP-Kamerlid Agnes Kant uit 2003.

Momenteel kiest de Kamer een voorzitter uit haar midden. De voorzitter blijft vervolgens deel uitmaken van een fractie en stemt ook mee bij stemmingen. Uiteraard moet de voorzitter het debat wel zo onafhankelijk mogelijk leiden en 'boven de partijen staan'.

De voordelen

In een motie uit 2003 vraagt Kant het presidium van de Kamer om te onderzoeken of het mogelijk is zo'n onafhankelijke voorzitter zonder stemrecht in te voeren. De Kamer zou in dat geval wel een Voorzitter uit haar midden kiezen, maar eenmaal gekozen verliest de Voorzitter het recht om te stemmen. De fractie waaruit de Voorzitter afkomstig is, mag weer worden aangevuld met de eerstvolgende kandidaat op de kieslijst.

Het voordeel, volgens Kant, is dat het ook voor kleine fracties mogelijk wordt een Kamervoorzitter te leveren. In het huidige systeem legt het leveren van een voorzitter namelijk een heel zwaar beslag op kleine fracties, omdat de fractie een eigenlijk onmisbaar lid mist voor het dagelijkse Kamerwerk. Dat argument spreekt Arib, als lid van de sterk ingekrompen PvdA-fractie, uiteraard aan.

Een tweede argument dat de SP aandroeg, was dat de onafhankelijkheid van de voorzitter het voor hem of haar makkelijker maakt boven de partijen te blijven staan.

De nadelen

Naar aanleiding van de motie-Kant deed het Presidium onderzoek naar de voor- en nadelen van het voorstel. Het voordeel voor kleine fracties werd volledig onderschreven, maar ook werden er enige kanttekeningen geplaatst.

Zo is maar de vraag of een niet-meestemmende voorzitter echt als onpartijdig zal worden gezien, concludeerde het Presidium. Ook in het voorstel van Kant komt de voorzitter via een kieslijst van een partij de Tweede Kamer binnen. Waarschijnlijk is het zelfs een prominent partijlid, dat zich ook binnen zijn of haar politieke partij kan blijven manifesteren. De kans daarop is zelfs groot, zo dacht het Presidium, omdat ook de voorzitter weer op de kandidatenlijst moet zien te komen om in aanmerking te komen voor herverkiezing tot Kamervoorzitter.

Het is inderdaad maar de vraag of een 151e zetel de Kamervoorzitter veel onafhankelijker maakt. Uit de praktijk blijkt dat ook fractiegebonden voorzitters onafhankelijk kunnen optreden. Een goed voorbeeld daarvan is ondervoorzitter Martin Bosma: als lid van de PVV-fractie zeer uitgesproken, maar wanneer hij de Kamer voorzit stelt hij zich onafhankelijk op.

Een meer principieel bezwaar dat het Presidium vond, is dat kiezers ervan uit moeten kunnen gaan dat de kandidaten die tot Kamerlid gekozen worden een bepaald politiek programma nastreven. Een lid dat afziet van zijn of haar stemrecht om Voorzitter te worden is daarmee strijdig. Dat bezwaar telt overigens extra bij Kamerleden die met voorkeurstemmen in de Kamer komen.

Wijziging Grondwet

Het voorstel van Kant en Arib om een 151e Kamerlid toe te voegen, is niet op korte termijn in te voeren. Daarvoor is een herziening van de Grondwet noodzakelijk: in artikel 51 van de Grondwet is vastgelegd dat de Tweede Kamer uit 150 leden bestaat, en volgens artikel 61 moet de Voorzitter uit de leden worden gekozen. Een 151e Kamerzetel zal dus niet op korte termijn besteld hoeven te worden.

Deze bijdrage stond in