Wel of niet voor de WIV stemmen?

dinsdag 20 maart 2018, 11:44, analyse van Prof.em.dr. Marianne van Leeuwen

De kernvraag van het referendum woensdag over de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten gaat over de verhouding tussen bescherming van de democratische rechtsorde aan de ene kant en bescherming van de persoonlijke levenssfeer aan de andere. Zijn die twee vereisten te verenigen als de AIVD en de MIVD bevoegdheden krijgen om digitaal opdrachtgericht onderzoek te doen?

Bij de beantwoording speelt een nog fundamenteler vraag op de achtergrond: hebben we inlichtingen en veiligheidsdiensten eigenlijk nodig in Nederland? Wat gaat er mis als ze er niet zouden zijn? Daarover kan verschillend worden gedacht, maar wie vindt dat Nederland diensten nodig heeft om bij te dragen aan bescherming van de democratische rechtsorde, moet ze doeltreffend willen uitrusten. Diensten die niet kunnen opereren op het werkterrein van de tegenstanders van onze open samenleving, zijn zinloos. De opkomst van dreigingen uit cyberspace vraagt om diensten met een modern digitaal instrumentarium.

Niemand ontkent dat er tegenwoordig dreigingen van allerlei aard opdoemen op het internet. Particulieren en overheden zijn door digitalisering kwetsbaarder geworden. Als criminelen en amateurs, bijvoorbeeld melige pubers, in cyberspace allerhande misdaden begaan tegen particulieren (bijvoorbeeld phishing en afpersing), moet de politie – die uitgebreid in de cyberruimte rechercheert - dat bestrijden. Maar als het gaat om statelijke of niet-statelijke actoren die met digitale middelen vitale infrastructuur willen ontwrichten (betalingsverkeer, elektriciteit, waterhuishouding, vliegverkeer, enzovoorts), militair gevoelige informatie proberen te stelen, verkiezingen proberen te beïnvloeden, kortom het maatschappelijke en politieke leven proberen te ondermijnen, zijn de diensten aan zet.

Zeker, dezelfde middelen die tegen misdadigers en kwaadwillenden kunnen worden aangewend, zijn in principe ook, al dan niet opzettelijk, tegen onschuldigen te gebruiken. Het is dan ook van groot belang dat de inzet van speciale bevoegdheden of middelen door AIVD of MIVD, met inbegrip van grootschalige digitale interceptie, grondig vooraf en achteraf wordt gecontroleerd. De diensten kunnen immers beoordelingsfouten maken en dat risico kan door controles zo klein mogelijk gehouden worden. Het huidige wetsvoorstel verscherpt ten opzichte van de vorige WIV de controles op de inzet van speciale bevoegdheden en middelen. Ook de samenwerking van de Nederlandse diensten met vergelijkbare buitenlandse organisaties wordt strakker beoordeeld dan tevoren.

Tegenstanders van de wet lijken de AIVD en de MIVD machtswellust en voyeurisme toe te dichten, zónder hun wantrouwen met bewijs te staven. Een andere gedachtegang is onheilspellender. Er zijn historische voorbeelden van democratieën die afgleden naar een dictatuur. Het is theoretisch niet onvoorstelbaar dat ook Nederland zou afglijden naar een systeem met dictatoriale trekken. In dat doemscenario zouden de veiligheidsdiensten, net als trouwens krijgsmacht en politie, een heel slechte rol kunnen spelen in opdracht van dictators in Den Haag. Ze zouden zelfs kunnen proberen zelf de macht te grijpen. Maar dit zijn in Nederland hoogst onwaarschijnlijke worst case scenario’s. Recente voorvallen binnen en buiten Nederland (bijvoorbeeld de digitale aanvallen op verkiezingskandidaten Hillary Clinton en Emmanuel Macron) wijzen op concrete antidemocratische cyberdreigingen uit een heel andere richting. Ze laten zien dat modern toegeruste inlichtingen- en veiligheidsdiensten nodig zijn bij de bescherming van de democratische rechtsorde. Bij de uitvoering van hun taak moeten ze deugdelijk gecontroleerd worden, opdat de persoonlijke levenssfeer van welwillende burgers beschermd blijft. Wie het nut van de diensten onderkent en meent dat de verzwaarde controlemechanismes in de nieuwe wet volstaan, moet woensdag ‘voor’ stemmen.

Marianne van Leeuwen is emeritus bijzonder hoogleraar en werkte van 2003 – 2016 bij de AIVD.