Hongarije, rechtsstaat en de EU

maandag 18 december 2017, analyse van Prof.Mr. Aalt Willem Heringa

Begin December 2017 werd bekend dat de Europese Commissie verschillende infractieprocedures bij het Europese Hof van Justitie begint tegen Hongarije, Polen en Tsjechië, voor het in gebreke blijven bij het opnemen van asielzoekers die nu vastzitten in Griekenland en Italië; alsmede ook tegen Hongarije voor twee verdere zaken. De eerste betreft een wet die Hongaarse ngo's verplicht om zich te registreren als ze meer dan 24.000 euro aan buitenlandse steun krijgen, en om zichzelf bekend te maken als door het buitenland gesteunde organisatie. Ook moeten ze de overheid informatie geven over hun donateurs. De twee betreft wetgeving die vooral de Central European University te Boedapest raakt en met mogelijke sluiting bedreigt als buitenlandse instelling.

Inderdaad geeft art. 258 TFEU de Commissie de bevoegdheid om lidstaten voor het Hof te dagen voor schending van het EU recht. En in al deze zaken spelen mogelijk/waarschijnlijk EU regels een rol, van privacy, vrij verkeer van kapitaal, en over de verdeling van asielzoekers over de lidstaten van de EU.

Het is natuurlijk te vroeg om definitief nadere conclusies te trekken, maar deze procedures lijken kansrijker dan een all-out procedure als bedoeld in art. 7 TEU, dat de EU de bevoegdheid geeft om rechten van lidstaten op te schorten als deze structureel de rechtsstaat of fundamentele rechten schenden. Daarvoor is unanimiteit vereist en dat betekent dat een aangeklaagde lidstaat maar een medestander hoeft te hebben om aan deze maatregelen te ontkomen (zo zal Hongarije Polen dan niet afvallen, en vice versa).

Dan kan het mogelijk effectiever zijn om met het precisiewapen van art. 258 TFEU lidstaten steeds voor de rechter te dagen bij schending van het EU recht. Voordeel is bovendien dat er dan een rechterlijk oordeel komt te liggen.

Deze gang van zaken is al in eerdere (zich mogelijk ook voor art. 7 TFEU lenende) zaken aan de orde geweest, onder meer ten aanzien van Hongarije. In 2012 werd Hongarije veroordeeld voor schending van het verbod van leeftijdsdiscriminatie toen er sprake was van een maatregel waarbij op grote schaal oudere rechters werden ontslagen.

Nadeel van de art. 258 procedure is dat er sprake moet zijn van een schending van een specifieke EU regel of verplichting, terwijl art. 7 TEU zich richt op structurele schendingen van de rechtsstaat en fundamentele rechten. Maar dat is tevens een voordeel denk ik. En bovendien waarom niet de grote en brede eisen van rechtsstaat en fundamentele rechten verpakken als kleinere specifieke schendingen van EU regels, verdragsrechtelijk of in verordeningen en richtlijnen neergelegd. En bovendien, het EU Handvest voor de fundamentele rechten omvat ook verplichtingen voor de lidstaten, en zo is ook het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens een inspiratie voor de ontwikkeling en acceptatie van algemene rechtsbeginselen van de EU. En staat bovendien niet in art. 2 TEU dat de lidstaten de eisen van rechtsstaat, democratie alsmede grondrechten dienen te eerbiedigen? Deze regels en beginselen kunnen evenzovele handvatten bieden voor art. 258 TFEU vorderingen.

Kortom, goed dat de Commissie de 'kleine' stappen gaat zetten onder art. 258 TFEU. Lidstaten kunnen daar steun aangeven door in de procedure op te treden, resp. via art. 259 TFEU zelf een statenklacht in te dienen. Er zijn voldoende aanknopingspunten in het EU recht, naast de lastige en deels politieke weg van art. 7 TEU; we moeten ze alleen ontdekken en ontwikkelen.