Niet fraai: vroege vertrekkers uit de Tweede Kamer

maandag 28 augustus 2017, Prof.Dr. Bert van den Braak

In juni 1978, een jaar na de verkiezingen, vertrok Wim Duisenberg naar de Rabobank, om daar adviseur van de hoofddirectie te worden. Duisenberg zou in het beoogde tweede kabinet-Den Uyl, net als in het eerste kabinet met die naam, minister van Financiën worden. Dat tweede kabinet kwam er echter niet en Duisenberg moest voor de PvdA plaatsnemen in de oppositiebankjes in de Tweede Kamer.

Zijn vertrek wekte ontstemming en teleurstelling, ook bij PvdA-leider Joop den Uyl. (Of dat echt zo was, laten we maar in het midden: Duisenberg was voorstander van een veel strenger bezuinigingsbeleid dan de rest van de fractie).

Vertrek binnen een jaar na verkiezingen kwam vaker voor. In januari 1990 verliet VVD'er Ad Nijhuis na vier maanden de Tweede Kamer om toe te treden tot de directie van de overkoepelende organisatie van geneesmiddelenbedrijven.

Kort na de verkiezingen vertrokken ook bijvoorbeeld Ad Oele (in 1973) en Ko Wierenga (in 1977). Zij werden beiden burgemeester van resp. Delft en Enschede. In 1981 verliet minister Pieter Beelaerts van Blokland al na drie maanden de Kamer (en het kabinet) om burgemeester van Apeldoorn te worden. In 1994 werd Relus ter Beek spoedig commissaris van de Koningin in Drenthe en in 1998 vertrok kort na de verkiezingen Hans van Mierlo. Hij beschouwde zijn taak volbracht toen het tweede Paarse kabinet was gevormd.

In sommige gevallen is vertrek wel te billijken, bijvoorbeeld als het gaat om overstap naar een andere functie in het openbaar bestuur of als iemand al een lange parlementaire carrière achter de rug heeft. Voor oud-ministers die snel vertrekken geldt: als ze geen Kamerlid wilden worden, hadden ze beter geen kandidatuur kunnen aanvaarden. In 1983 verliet oud-premier Dries van Agt de Kamer om commissaris van de Koningin in Brabant te worden. Kritiek was toen vooral, dat hij als Kamerlid volstrekt 'onzichtbaar' was gebleven.

Conclusie is wel dat zo'n snel vertrek naar een andere functie betrekkelijk weinig voorkomt. Er is altijd het risico dat er sprake kan zijn van belangenverstrengeling. Dat geluid klonk ook sterk bij de snelle overstap naar de KLM van Camiel Eurlings na diens ministerschap.

Of dat bij Pieter Duisenberg, die met zijn snelle vertrek in de voetstappen van zijn vader treedt, ook speelt, is de vraag. Ongelukkig is het wel dat juist een woordvoerder hoger onderwijs nu de belangen van universiteiten meent te moeten gaan behartigen. Afgezien daarvan is vertrek zo kort nadat je bent gekozen, niet fraai.