Op zoek naar nieuw evenwicht

maandag 24 april 2017, Drs. L.J. (Leon) van Damme is als promovendus verbonden aan het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis te Nijmegen en schrijft een proefschrift over de hervormingen binnen de sociale zekerheid vanaf 1980

Op uitnodiging van informateur Edith Schippers zijn inmiddels een flink aantal deskundigen aangeschoven aan de onderhandelingstafel om de vier partijen bij te praten over de 'problemen en uitdagingen' van Nederland. Klaas Knot van De Nederlandsche Bank en Mariëtte Hamer van de SER gaven onlangs nadere toelichting op de financieel- en sociaaleconomische stand van zaken. Op 18 april kwam Hamer opnieuw naar de Stadhouderskamer, samen met demissionair minister Jeroen Dijsselbloem van Financiën en Kees Goudswaard, hoogleraar Toegepaste Economie en bijzonder hoogleraar Sociale Zekerheid aan de Universiteit Utrecht. Op de agenda stonden ongetwijfeld de omstreden Wet Werk en Zekerheid en de oudedagsvoorzieningen.

Sociale zekerheid op de schop

Het thema 'sociale zekerheid' stond ook centraal tijdens de formatie van het eerste Paarse kabinet in 1994. De formatie verliep uiterst moeizaam, omdat met name PvdA en VVD van mening verschilden over bezuinigingen op de sociale zekerheid, over de lengte en de duur van de WW- en WAO-uitkeringen en over de vraag of de uitkeringen al dan niet moesten worden gekoppeld aan de gemiddelde loonontwikkeling. De VVD wilde tweemaal zoveel bezuinigen als de PvdA en dan ook nog eens vooral op het gebied van de sociale zekerheid. Op 27 juni werden de onderhandelingen afgebroken, omdat de VVD terugkwam op een eerdere toezegging de uitkeringen te koppelen aan de gemiddelde loonontwikkeling in het bedrijfsleven.

Om uit de impasse te raken, benoemde koningin Beatrix PvdA-leider Wim Kok tot informateur. Deze kreeg de opdracht zo snel mogelijk een 'regeringsprogramma op hoofdlijnen' op te stellen. Op 25 juli 1994 presenteerde Kok het conceptprogramma, waarin hij voorstelde – conform de wens van de PvdA – niet te tornen aan de hoogte en de duur van de uitkeringen, maar tegelijk wel voldoende te bezuinigen zoals de VVD graag wilde. Besparingen op de sociale zekerheid zouden vooral worden gezocht in gedeeltelijke privatisering van de uitvoeringsorganisatie. De fracties van VVD, D66 en PvdA gingen akkoord, zodat de formatie snel afgerond kon worden.

De oplossing van deze formatiepuzzel was echter niet zozeer afkomstig van Kok zelf, maar was hem aangereikt vanuit het CPB, de SER en de WRR. Met name Dik Wolfson (lid van de SER en WRR) en Gerrit Zalm (directeur van het CPB en dus ook lid van de SER en WRR) speelden een belangrijke rol. Ze konden het als collega-hoogleraren samen goed vinden en deelden de mening dat de sociale zekerheid flink op de schop moest, met name de organisatie van de uitvoering. De machtige rol die sociale partners via de bedrijfsverenigingen hadden was hen een doorn in het oog en moest dus worden verkleind. Het rapport van de parlementaire enquêtecommissie-Buurmeijer, dat eind 1993 was verschenen en zeer kritisch was geweest over de rol van de sociale partners bij de uitvoering van de sociale zekerheid, vormde daarbij een belangrijke steun in de rug.

WRR-rapport

Na het verschijnen van het rapport sloegen Zalm en Wolfson – in de wandelgangen van de SER ook wel 'het duo Wolf in Zalmskleren' genoemd – de handen ineen, nu in hun hoedanigheid als leden van de WRR. De WRR had en heeft het recht ongevraagde adviezen aan de regering uit te brengen en daar maakten de heren met de formatie in het vooruitzicht behendig gebruik van. Een projectgroep ging onder leiding van Wolfson aan de slag en wist op 24 mei 1994 het rapport Belang en beleid naar een verantwoorde uitvoering van de werknemersverzekeringen uit te brengen. In het rapport stelden de opstellers voor, marktwerking in delen van de sociale zekerheid te introduceren en de rol van sociale partners in de uitvoering terug te dringen door de uitvoeringsorganisatie deels te privatiseren. Hierdoor zouden belangrijke besparingen kunnen worden ingeboekt.

Het rapport verscheen precies op het moment dat VVD, PvdA en D66 de mogelijkheden voor een paars kabinet verkenden. 'We hadden ervoor gezorgd dat het kort na de verkiezingen uitkwam zodat het niet gepolitiseerd zou worden in de campagne, en de informateur er meteen aan de slag kon', zo zou Wolfson jaren later verklaren.[1] Het was inderdaad dit rapport dat Kok gebruikte om zijn regeringsprogramma op hoofdlijnen te schrijven en zo de formatie alsnog vlot te trekken. Op 12 juli 1994 had hij de voorzitter van de SER, Theo Quené, én de opsteller van het WRR-rapport Wolfson uitgenodigd om een nadere toelichting op het WRR-rapport te geven. Wolfson herinnerde zich het gesprek nog goed:

Inhoudelijk hoefde dat niet, want hij wist dondersgoed wat er in stond, maar politiek gezien had hij die ontmoeting nodig (…). Toen hebben we daar gezellig zitten praten met een informateur die al lang op de hoogte was. Na afloop werd er een plaatje geschoten voor de krant en het journaal van acht uur. Het ging allemaal om de beeldvorming.[2]

Voor de zekerheid

Het is de vraag of de bezoeken van de deskundigen aan de huidige informateur en onderhandelaars ook louter gaan om beeldvorming. In elk geval staan de partijen inzake het sociale zekerheidsstelsel en de oudedagsvoorzieningen een stuk dichter bij elkaar dan toen. Mochten de verschillen toch te groot blijken te zijn, dan is er ook nu een lezenswaardig rapport van de WRR beschikbaar: Voor de zekerheid. De toekomst van flexibel werkenden en de moderne organisatie van arbeid. Wie weet, mogen de samenstellers van dit rapport binnenkort eveneens hun opwachting maken bij de onderhandelaars.

In bovenstaande bijdrage stelt Leon van Damme de sociale zekerheid als onderhandelpunt bij de kabinetsformatie uit 1994 tot voorbeeld van de huidige formatie.

Na de Tweede Wereldoorlog werd het socialezekerheidsstelsel opgebouwd met wetten als de WW, de AOW, de Bijstandswet en de WAO. De uitbreiding van het socialezekerheidsstelsel had een sterke toename van de kosten voor de overheid tot gevolg. Al tijdens het kabinet-Den Uyl (1973-1977) werden de eerste voorstellen gedaan om de explosieve kosten en het misbruik van sociale voorzieningen tegen te gaan. Fundamentele hervormingen van sociale wet- en regelgeving bleven niettemin lange tijd uit. Pas in de jaren tachtig vonden de eerste belangrijke aanpassingen plaats en na het rapport van de parlementaire enquêtecommissie-Buurmeijer, dat eind 1993 verscheen, veranderde geleidelijk aan de organisatie en uitvoeringspraktijk van de sociale zekerheid.

Leon van Damme van het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis onderzoekt de politieke besluitvorming over de hervormingen in de sociale zekerheid vanaf 1980. De resultaten zullen onder meer hun weerslag vinden in een proefschrift en een in samenwerking met het Parlementair Documentatiecentrum gebouwde online applicatie. Dit project wordt gefinancierd en mede-begeleid door het Instituut Gak.

[1] D. Wolfson, ‘De WRR moet boven alles respect voor de empirie hebben’, interview met J. Buevink en P. den Hoed in: P. den Hoed en A.G. Keizer (red.), Op steenworp afstand. Op de brug tussen wetenschap en politiek. WRR 35 jaar (Amsterdam 2007), pp. 488-495, aldaar 490.

[2] Ibidem, p. 490 en 491.

Deze bijdrage stond in