“Zo willen wij niet dat dit land wordt geregeerd”, of New Court Politics in de polder

Dr. Caspar van den Berg, associate professor International Governance aan het Instituut Bestuurskunde van de Universiteit Leiden

Het debat in de Tweede Kamer over het rapport van de commissie-Oosting op 16 december jl. is de geschiedenis ingegaan als het stevigste debat van het huidige kabinet, en ook het zwaarste debat van Mark Rutte in zijn 13-jarige politieke loopbaan. Het leidde tot excuses van de minister-president en tot het indienen van een motie van afkeuring die gesteund werd door 65 leden, vrijwel de gehele oppositie.

Het debat over de Teevendeal

Een belangrijk onderdeel van het debat ging over de informatievoorziening door de regering aan het parlement en de bemoeienis van toenmalig Kamerleden Van der Steur en Dijkhoff met het opstellen van een persbericht over de zogenoemde Teevendeal. Hoewel in de media inmiddels veel over de kwestie gezegd en geschreven is, blijft een weinig belichtte kant van de zaak de nieuwe vorm van politiek besturen, of politiek management, die uit het dossier naar voren komt. Wat speelde er zich af tussen bewindspersonen, politiek assistenten, naaste ambtenaren, partijleiding en Kamerfracties? En: hoe uitzonderlijk of hoe representatief was deze dynamiek voor het hedendaags functioneren van de uitvoerende macht?

De bestuursstijl die uit het rapport van de commissie-Oosting naar voren komt is er een waarbij – in de woorden van de Kamerleden tijdens het debat – bij fouten het ambtelijk apparaat de zwartepiet krijgt, en de partijmachine slechts één doel heeft: de bewindspersoon overeind houden. “Alles moest daarvoor wijken, zo nodig ook de waarheid”, zo stelde Van Haersma Buma, om te vervolgen:

 “De Kamerleden Van der Steur en Dijkhoff, nota bene de tweede campagneleider van de VVD en Kamerlid, gingen naar het departement om daar de taak van de afdeling voorlichting over te nemen. Dat was niet om ervoor te zorgen dat de Kamer waar zij zelf lid van waren, zo goed mogelijk werd geïnformeerd, maar juist om mist te doen ontstaan. Ze wisten welke sporen naar de waarheid zouden kunnen leiden.” (…)

“Het meest ontluisterende van alles wat wij nu horen en gelezen hebben, is misschien wel dat dit een inkijkje geeft in de wijze waarop de departementen worden gerund. Het is een inkijkje in de wijze waarop Veiligheid en Justitie wordt gerund. Dat is als een soort VVD-partijkantoor. Alles wat in strijd is met het doel om de VVD groot te maken op dat departement, moet aan de kant, wat voor regels daarbij ook aan de kant worden gezet.” (…)

“[Minister-president Rutte] leidde deze VVD-campagne, terwijl hij de rechtsstaat had moeten verdedigen.”

Het is niet verbazingwekkend dat de oppositiepartijen in het debat dankbaar gebruik maakten van de kans om de gang van zaken als een exclusieve VVD-kwaal te framen. Interessant is echter om na te gaan of het hier gaat om een betreurenswaardige wijze van besturen door specifieke individuen en/of van een specifieke politieke partij, of dat er meer structurele factoren ten grondslag liggen aan deze wijze “waarop wij niet bestuurd willen worden”.

New Court politics

In de internationale bestuurskundige literatuur wordt al langer een tendens waargenomen waarvan de gebeurtenissen rondom de Teevendeal een illustratie en een bevestiging lijken te zijn. Het gaat om New Court Politics, een verschijnsel waar bestuurd wordt door bewindspersonen en hun kring van directe en loyale politiek georiënteerde adviseurs, de courtiers. Voor de bewindspersoon zijn deze hovelingen in de eerste plaats waardevol vanwege hun politiek-strategische competenties en pas in latere instantie vanwege inhoudelijke competenties. De taakomvatting van deze bontkraag is vooral het ondersteunen van de politieke effectiviteit van de bewindspersoon, en zijn/haar politiek overleven in een turbulente externe omgeving. De omvang en breedte van de entourage verschilt van minister tot minister, maar bestaat over het algemeen uit de secretaris-generaal, de politiek-assistent (in andere landen meestal een klein team van special advisers of een cabinet ministeriel), het hoofd voorlichting, de directeuren-generaal die aansluiten in de wekelijkse bestuursraad en andere vertrouwde interne personen, zoals de parlementair secretaris en senior adviseurs binnen het bureau-SG, overige persvoorlichters en enkele vertrouwde beleidsadviseurs vanuit het staande apparaat. Toegang tot de inner circle is exclusief, en ambtenaren die niet bijdragen aan het versterken van het politieke merk van de bewindspersoon of het uit de wind houden van de minister als dat nodig is, kunnen gemakkelijk genegeerd of op een zijspoor worden gezet.

Deze vorm van politisering is al beschreven voor landen met een Westminster traditie (VK, Canada, Australië, Nieuw Zeeland), een Napoleontische traditie (Frankrijk en België), een Scandinavische traditie (Denemarken, Zweden), en met het rapport van de commissie-Oosting dus ook voor Nederland. Omdat het verschijnsel zich in een zo brede groep westerse landen voordoet, lijkt het te gemakkelijk om het te beschouwen als puur een probleem van enkele politici of een enkele politieke partij. Dit doet overigens niets af aan de eigen verantwoordelijkheid van bewindspersonen om te allen tijde de rechtsstatelijkheid van het bestuur te beschermen en te versterken, maar helpt ons wel om dit proces van politisering beter te begrijpen. New Court Politics wordt in de internationale literatuur gezien als het gevolg van (a) 24/7 massamedia en –communicatie; (b) toegenomen transparantie van bestuur; en (c) politieke polarisatie van het electoraat. Voor de Angelsaksische landen is reeds aangetoond dat hierdoor het risico op partijdigheid in het openbaar bestuur toeneemt, in de zin dat regeringen het landsbestuur beschouwen als onderdeel van hun verkiezingscampagnes, politiek adviseurs de leidende personen op departementen worden, topambtelijke posities in toenemende gepolitiseerd raken en dat ook gewone ambtenaren zich steeds meer politiek-strategisch in plaats van voor het algemeen belang inzetten (Aucoin 2012).

Nu New Court Politics ook tot in de Haagse kaasstolp lijkt te zijn doorgedrongen, zouden volksvertegenwoordigers, journalisten en wetenschappers, als waarnemers en controleurs van de macht, in hun werkzaamheden alerter moeten zijn, en een scherper oog moeten hebben voor dit proces. De schade die zo gedaan kan worden aan het aanzien van het openbaar bestuur en de kwaliteit van beleid zou een zorg van ons allen moeten zijn.