De ontkoppeling van het aantal woordvoerders en het stemgewicht in de Tweede Kamer

Simon Otjes, wetenschappelijk medewerker Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen, wetenschapper Montesquieu Instituut

Bijna alle parlementen in de wereld zijn gebaseerd op de notie van één Kamerlid, één stem. De PvdA krijgt 27% van de stemmen en dus 41 zetels. De SGP krijgt 2% van de stemmen drie zetels. Maar is dit de beste manier om een Kamer te organiseren? Misschien dat in de toekomst het aantal woordvoerders in een Kamer en het aantal stemmen wel radicaal verandert.

Het is logisch dat als de PvdA meer steun heeft, dat de PvdA meer macht heeft in de Tweede Kamer. Dat bij uiteindelijke stemmingen de PvdA meer gewicht in de schaal legt. Maar waarom zou de PvdA recht hebben op meer woordvoerders? Er zijn drie redenen om deze relatie te heroverwegen: de groeiende activiteit van de Kamer; de groeiende wisselingen bij verkiezingen; en de groeiende versplintering bij verkiezingen.

Groeiende activiteit

Als een partij met 27% van de stemmen 41 zetels haalt, betekent dat die partij de verantwoordelijkheden van de Kamer moet verdelen onder 41 mensen: dit leidt tot de spreekwoordelijke woordvoerder kokkelvisserij (of meer futuristisch grondstofwinning van asteroïden). Ter illustratie VVD-Kamerlid Ybeltje Berkcmoes-Duindam werd in 2015 door de Volkskrant geïdentificeerd als het minst actieve Kamerlid, zij is woordvoerder verslavingszorg van de VVD-fractie. Zij kwam in twee jaar slechts twee keer in de plenaire zaal aan het woord. Waarom zou een grote partij tientallen middelmatige politici vier jaar lang een goed betaalde baan gunnen zonder dat daar enige zinvolle parlementaire activiteit tegenover staat. Ik zeg hier expliciet zinvolle activiteit omdat backbenchers niet stil staan. Ook de backbenchers willen ook een debatje voeren over ‘hun’ onderwerp, een Kamervraag stellen of een motie indienen. Er wordt geklaagd over de inflatie van het aantal moties en Kamervragen. Dat is niet onterecht: tussen 1970 en 2014 is het aantal moties verzesvoudigt: van 586 naar 2915. Dat is een jaarlijkse groei van net minder 4%. Als die groei zich de komende 200 jaar voortzet, zal het aantal moties van 2.915 naar 3.646.235 gaan. Een verduizendvoudiging.  Die ontwikkeling hangt volgens mij samen met het feit dat er een grote groep Kamerleden is met kleine portefeuilles die ook hun 15 minutes of fame willen. Om de activiteit van de Tweede Kamer te focussen op hoofdlijnen en om de explosieve groei van het aantal Kamervragen en moties te beperken, zou het aantal Kamerleden teruggebracht kunnen worden.

Groeiende versplintering

Tegelijkertijd zien we een groeiende versplintering: meer kleine fracties. Die kleine fracties hebben maar een beperkt aantal Kamerleden die het kabinet lastig op alle vlakken genoeg weerwerk kan geven. Een partij met drie zetels moet alle verantwoordelijkheden van de Kamer worden verdeeld onder drie mensen. Ter illustratie, SGP’er Elbert Dijkgraaf is woordvoerder Economische Zaken, Landbouw, Financiën, Milieu, Sociale Zaken, Werkgelegenheid, Defensie, Buitenlandse Handel én Ontwikkelingssamenwerking.  Waarom zou een partij met weinig steun weinig woordvoerders mogen hebben die iedere dag keihard werken en niet bij alle relevante debatten kunnen zijn? Iedere fractie heeft eigenlijk een goede econoom nodig om de begrotingen te begrijpen; een slimme precieze jurist voor lastige wetgevingsdossiers; een ervaren buitenlandwoordvoerder; een onderwijs- en zorgspecialist etc. Er zijn maar weinig Kamerleden die genoeg tijd hebben om zich echt in te graven in lastige dossiers.

Groeiende electorale volatiliteit

Daarnaast worden verkiezingen steeds minder voorspelbaar: Kamerleden zijn daardoor hun werk niet zeker. Mensen die de capaciteit hebben om Kamerlid te worden zullen niet zo maar een stabiele baan op geven om Kamerlid te worden. Bovendien kunnen de onvoorspelbare uitslagen ervoor zorgen dat een partij net zijn ervaren onderwijswoordvoerder verliest of zijn verstandige financieel specialist. Natuurlijk moeten verkiezingen consequenties hebben maar ze zouden partijen niet moeten kortwieken. 

Ontkoppeling van het aantal woordvoerders en het aantal stemmen

Veel gemeenten en provincies hebben hier een oplossing voor: commissiewoordvoerders. Ook wel burgerleden, commissieleden, duo-raadsleden genoemd. Dit zijn mensen die wel het woord namens een partij mogen voeren in een commissie maar niet mogen stemmen in de raad. Dit zorgt ervoor dat een partij met één fractielid wel het woord mogen voeren in alle commissies. Dit is een ontkoppeling van het aantal woordvoerders dat een partij heeft en het aantal stemmen dat een partij heeft in de raad.

Een radicale conclusie van dit idee is dat het aantal stemmen dat een fractie in een parlement heeft ontkoppeld kan worden van het aantal woordvoerders. Dit is bijvoorbeeld het geval in de Duitse Bundesrat. Hierin zitten vertegenwoordigers van de deelstaten. Iedere deelstaat heeft evenveel vertegenwoordigers, maar grote deelstaten hebben een zwaarder stemgewicht dan de vertegenwoordigers van de kleinere deelstaten.

Stel we doen het volgende: Nederland heeft nu dertien ministers. Bij de Tweede Kamerverkiezingen zijn er elf fracties verkozen. Iedere partij krijgt dertien Kamerleden. Dertien PvdA’ers, dertien D66’ers, dertien SGP’ers. Om in de Kamer te komen hebben partijen nog steeds een bepaald percentage stemmen nodig (zoals nu 0.67%), maar dat aantal stemmen bepaalt niet het aantal woordvoerders. Dat is voor iedere partij gelijk. Zij voeren het woord in de Kamer en commissies, mogen Kamervragen stellen, moties en amendementen indienen. Echter als er gestemd wordt heeft niet ieder Kamerlid evenveel macht. PvdA’ers hebben 19 stemmen per Kamerlid, D66’ers 6 stemmen en elk SGP Kamerlid 2 stemmen. De som van alle stemmen 1001. 501 van deze ‘gewogen’ stemmen is genoeg voor een meerderheid.

Zo komt er misschien een tempering in de activiteit van de Kamer, debat op hoofdlijnen, meer capaciteit voor kleine fracties en meer stabiliteit in de personele bezetting.