De griffier als belangrijkste Kamerambtenaar

Erie Tanja, senior-adviseur Raad voor het Openbaar Bestuur

Bij alle plenaire vergaderingen van de Tweede Kamer gaat de Kamervoorzitter vergezeld van een ambtenaar, rechts naast hem of haar gezeten. Wie is dit eigenlijk, en wat doet deze persoon daar? Het gaat hier om de belangrijkste Kamerambtenaar: de griffier. Hij (zij) is letterlijk en figuurlijk de rechterhand van de Kamervoorzitter, en verantwoordelijk voor de leiding van de Kamerorganisatie. Samen met diens plaatsvervangers ondersteunt de griffier niet alleen de Voorzitter, maar de hele Tweede Kamer bij diens wetgevende en controlerende taak. Door zijn taken en positie is de griffier het institutioneel geheugen van de Tweede Kamer. Veel griffiers heeft de Kamer in haar geschiedenis dan ook niet geteld: per 1 september 2015 is de 14e griffier sinds 1815 aangetreden. Ter vergelijking: de huidige Kamervoorzitter is nummer 59 in de reeks, hoewel het gros van dit aantal voor de Tweede Wereldoorlog deze functie vervulde.  Een korte blik op de taken van de griffier en de geschiedenis van deze functie.

Taken van de griffier en griffie

De griffier heeft als belangrijkste taak het ondersteunen van de Tweede Kamer in wat in parlementair jargon het ‘primaire’ of ‘constitutionele proces’ heet: de staatsrechtelijke taken van het parlement. Dat zijn alle dingen die komen kijken bij de medewetgevende en controlerende taak van de Kamer: het maken van wetten en het controleren van de regering. Deze staatsrechtelijke taken lopen uiteen van de eindverantwoordelijkheid voor de organisatie van alle Kamerstukken en de verslaglegging van de vergaderingen tot staatsrechtelijke advisering over soms ingewikkelde kwesties. Zo leidde griffier Jacqueline Biesheuvel-Vermeijden, samen met toenmalig Kamervoorzitter Gerdi Verbeet, de eerste formatie door de Kamer (2012) vooraf en tijdens het proces in goede banen. De griffier heeft bovendien de eindverantwoordelijkheid voor de aansturing van de Kamerorganisatie. Dat is geen geringe opdracht. Het Kamerapparaat telt tegenwoordig namelijk zo’n 600 ambtenaren. De taken van de griffier staan behalve in het Reglement van Orde beschreven in een aparte ‘instructie’ voor de griffier.

De griffier kan al dit werk natuurlijk niet alleen doen. Hij wordt in zijn staatsrechtelijke taken ondersteund door een groep griffiers, verschillende griffiediensten (zoals Bureau Wetgeving) en de Griffie plenair (ambtelijk secretariaat). Regelmatig is in vergaderingen daardoor naast de Kamervoorzitter een ander gezicht te zien dan ‘de’ griffier. Dit is een van diens plaatsvervangers. De Kamercommissies worden ieder ondersteund door hun eigen griffier, en een reeks adjunct-griffiers. In de loop der jaren zijn door de groei van de Kamerorganisatie verschillende taken gedelegeerd naar aparte diensten. Voor de dagelijkse aansturing van de Kamerorganisatie zijn twee directeuren verantwoordelijk. Dat neemt niet weg dat de griffier uiteindelijk eindverantwoordelijk is voor een omvangrijke organisatie. Het belang van de griffie voor het reilen en zeilen van de Kamer blijkt uit de benaming van staatsrechtgeleerde en politiek journalist E. van Raalte: hij noemde de griffie het ‘kloppend hart’ van het politieke bedrijf.

De functie van de griffier is een veeleisende. Alle Kamerambtenaren, maar de griffier eerst en vooral, moeten opereren in een politieke omgeving. De (politieke) gevoeligheid van vrijwel al zijn werk vraagt van de griffier discretie, objectiviteit en nauwgezetheid – en optreden op de achtergrond. Hij moet zorgen dat alle processen soepel verlopen en dat de Kamer(voorzitter) niet door ambtelijke fouten politiek in verlegenheid wordt gebracht. Ook dat is geen geringe opdracht.

Korte geschiedenis van de functie van griffier

De functie van griffier is de oudste ambtelijke functie in de Tweede Kamer. Deze bestond ook al in de Republiek der Verenigde Nederlanden, iets dat overigens ook geldt voor de positie van Kamerbewaarder. De Eerste Kamer heeft een eigen griffier. Met uitzondering van de eerste griffier, die door koning Willem I werd benoemd, kiest de Tweede Kamer haar eigen griffier (GW art. 61). Sinds 1848 bepaalt de grondwet bovendien dat de griffier geen lid van de Kamer mag zijn. Deze bepaling benadrukt zowel de (politieke) onafhankelijkheid van de griffier als diens ondergeschiktheid aan de Kamer. Het belang van de functie blijkt uit dat de griffier tot 1991(!) zijn of haar woonplaats in Den Haag moest hebben, en niet zonder toestemming van de Voorzitter bij een vergadering afwezig mocht zijn.

In 1815 was er buiten de griffier slechts een handjevol anderen werkzaam voor de Tweede Kamer. Buiten het echte ondersteunende personeel (zoals de boden en het huishoudelijk personeel), vielen al deze ambtenaren in ieder geval vanaf 1849 allemaal onder de eindverantwoordelijkheid van de griffier. Met de explosieve groei van het ambtelijk Kamerpersoneel aan het einde van de jaren 1960, werd deze situatie om meerdere redenen praktisch onhoudbaar. De overbelasting van de griffier werd opgelost door de benoeming van aanvankelijk één en later meerdere directeur(en), die verantwoordelijk werden voor de dagelijkse aansturing van de organisatie. De griffier kon zich zo weer meer op het genoemde ‘primaire’ proces richten. De functie van directeur en de delegatie van taken bestaat nog steeds – al zoekt de Kamer in diverse reorganisaties nog steeds naar de beste wijze van aansturing van de organisatie. De kern van de functie van griffier is in al die reorganisaties echter overeind gebleven: diens verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de staatsrechtelijke taken van de Tweede Kamer.

Na een reeks van 12 mannen, kwam er in 2004 de eerste vrouwelijke griffier – de al genoemde Jacqueline Biesheuvel-Vermeijden. Zij is per 1 september 2015 opgevolgd door Renata Voss. Bijzonder aan de benoeming van Voss is dat zij de eerste griffier sinds 1920 is, die niet voor haar benoeming eerst als plaatsvervangend (of commies-) griffier heeft gewerkt. Haar blik van buiten kan zorgen voor een frisse wind in de organisatie. De nieuwe griffier zal echter meer dan haar voorgangers moeten steunen op de continuïteit in de organisatie voordat zij zelf het ‘constitutioneel geheugen’ zal gaan vormen.