'Man van Gezag'

In 2010 verscheen 'Een Arnhems burger bij uitnemendheid, Levensbericht van W.H. Dullert 1817-1881’ van de hand van Jan Brabers. Brabers is de universiteitshistoricus van de Radboud Universiteit Nijmegen.

Waarom heeft u voor Dullert gekozen? Was dit op eigen initiatief of omdat er fondsen beschikbaar waren gesteld?

Het initiatief kwam van de zogeheten ‘Dullertsstichting’ uit Arnhem, een charitatieve instelling die met giften mensen uit Arnhem en omgeving met weinig financiële armslag een steun in de rug geeft. Deze stichting is in 1882, een jaar na het overlijden van Willem Dullert, op zijn uitdrukkelijke verzoek opgericht en had zijn omvangrijke nalatenschap (Dullert was een vermogend man) als startkapitaal. Het bestuur van de Dullertsstichting (traditioneel met twee ss’en geschreven) heeft mij gevraagd een biografie van de naamgever te schrijven alsook een geschiedenis van de stichting zelf – daaraan werk ik op dit moment.

In de bestuurskamer van de Dullertsstichting hangt boven de haard een groot portret van Dullert. Wanneer de bestuurders voor een moeilijk besluit staan, richten zij als vanzelf de blik op dit portret en vragen zich dan af, hoe hij, Willem Dullert, erover zou denken. Wat waren zijn gedachten, zijn gevoelens? Wie was Dullert? Dat zijn de vragen waarop ik een antwoord probeerde te vinden.

Had u een speciale (maatschappelijke of politieke) affiniteit met Dullert? Zo ja, is dat een vereiste?

Nee, dat had ik niet, ofschoon ik uiteraard grote sympathie heb voor het werk dat nog altijd in zijn naam wordt verricht door de huidige Dullertsstichting. Voor het werkelijk hebben van een politieke affiniteit met Dullert is de afstand in tijd te groot. Dullert leefde van 1817 tot 1881 en was voorzitter van de Tweede Kamer in 1852 en 1853 en vervolgens van 1869 tot 1881. Hij was een liberaal behorend tot de school van Thorbecke (ook letterlijk: Dullert had in Leiden rechten gestudeerd en was daar bij Thorbecke gepromoveerd). Als voorzitter van de Tweede Kamer was hij actief in een tijd waarin de confessionele en de sociaal-democratische politieke stromingen nog niet tot wasdom waren gekomen – kortom, in een tijd met politieke verhoudingen en thema’s die geheel anders, misschien wel onherkenbaar anders, waren dan tegenwoordig. Wel enigszins herkenbaar is Dullerts optreden geweest als wegbereider en vormgever van de parlementaire democratische beginselen zoals neergelegd in Thorbecke’s grondwet van 1848. Wat dat betreft heb ik wel affiniteit met Dullert.

Overigens is politieke of maatschappelijke affiniteit van de biograaf met zijn hoofdpersoon allerminst een vereiste. Over dit thema is al veel gezegd en geschreven; het komt er voor een biograaf op aan het juiste evenwicht te vinden tussen betrokkenheid en distantie. Maar ja, wat is dat juiste evenwicht? En wat houdt bijvoorbeeld ‘betrokkenheid’ in? Die kan positief zijn, ook te positief (een biograaf die zo onkritisch tegenover zijn onderwerp komt te staan dat een soort hagiografie het resultaat is), maar ook te negatief, zoals in een klassiek voorbeeld Jacques Pressers biografie van Napoleon (Presser haalt werkelijk alles uit de kast om Napoleon als een charlatan neer te zetten). Hoe dan ook, politieke affiniteit is absoluut geen vereiste.

Welke ontwikkeling heeft uw sympathie voor Dullert doorgemaakt? Is uw sympathie gaandeweg sterker geworden, of juist verminderd?

Naarmate je langer met zo’n biografie bezig bent, ontwikkelt zich vanzelf een ‘relatie’ met de hoofdpersoon. Die kan natuurlijk ook antipathieke trekken vertonen. Daarvan was in Dullerts en mijn geval geen sprake. Het was erg lastig hem wat beter te leren kennen, vooral omdat hij geen archief heeft nagelaten, dus geen brieven, dagboeken, agenda’s enzovoorts, de bronnen die je nodig hebt om iemands karakter te ontdekken en zijn drijfveren te reconstrueren. Dullert heeft, behoudens zijn proefschrift, zelfs niet eens gepubliceerd. Ik was gedwongen ‘om hem heen’ te zoeken, in archieven van instellingen waaraan hij verbonden was, van zijn school en universiteit tot de Tweede Kamer en de Arnhemse gemeenteraad. Ik kon daardoor niet echt ‘in zijn huid kruipen’ en hij heeft nogal altijd wat mysterieuze eigenschappen behouden: een wat stille, bescheiden man, zeer vermogend, alleenstaand en wellicht zelfs eenzaam, maar met plichtsgevoel voor de publieke zaak en bekommernis voor zijn minderbedeelde stadgenoten. Kortom, een alleszins intrigerende figuur. En ja, daarvoor krijg je sympathie.

Wat is de meest opvallende 'uitkomst' of 'ontdekking' geweest van de biografie?

Wat voegt de biografie toe?

Dit is geen geschiedschrijving van spectaculaire ontdekkingen. Als het boek iets toevoegt (maar de auteur zelf past uiteraard bescheidenheid in dezen), dan moet denk ik worden gewezen op de reconstructie van Dullerts leven, verantwoord naar moderne wetenschappelijke maatstaven en gebaseerd op allerlei her en der bijeengeschraapte gegevens.

Verder biedt Dullerts levensbericht van alles wat. Ik geef enkele voorbeelden. Zijn Kamervoorzitterschap vormt een perfecte illustratie van hetgeen Jouke Turpijn betoogt in zijn proefschrift Mannen van gezag. De uitvinding van de Tweede Kamer 1848-1888, een boek waaraan ik overigens veel verschuldigd ben. Dullerts langdurige gemeenteraadslidmaatschap van Arnhem (van 1857 tot 1881) geeft een mooi inkijkje in de razendsnelle ontwikkeling en modernisering van die stad rond en na het midden van de negentiende eeuw, in de specifieke problemen die daarmee samenhingen én in de toch wat merkwaardige oplossingen daarvan die verstokte liberalen van die dagen aandroegen. Dullerts levensbericht bevat ook een aardige voetnoot bij de ontstaansgeschiedenis van het Leids Studenten Corps in 1839, want ook daarin had Dullert een bijzonder aandeel. En zo had Dullert ook een aandeel in de ontwikkeling van de herdenkingscultuur rond Thorbecke, na de dood van die grote staatsman in 1872.