Curiosa Grondwet 1814

De Grondwet van 1814 bevatte elementen die teruggingen op de (federale) Republiek van vóór 1795, op de Bataafse Staatsregelingen en op de Constitutie van 1810. Tamelijk federaal was bijvoorbeeld dat de leden van de Raad van State zoveel mogelijk uit alle provincies moesten komen. Er waren echter ook geheel nieuwe bepalingen, zoals de vermelding van Amsterdam als hoofdstad. In dat opzicht weerspiegelde de Grondwet van 1814 dat het nieuwe Koninkrijk maar tot op zekere hoogte 'nieuw' was.

Artkel 133 bepaalde nog de Souvereine Vorst christelijk hervormd moest zijn. Na de samenvoeging met het katholieke zuiden in 1815 was dat natuurlijk niet meer vol te houden.

1.

Bijzondere en/of curieuze artikelen

art. 14

De Souvereine Vorst en de Prinsen en Prinsessen van den Huize genieten vrijdom van alle personele lasten en beschreven middelen, met uitzondering van de verponding.

Verponding was een vorm van grondbelasting.

art. 20

Ingevalle van minderjarigheid, staat de Souvereine Vorst onder de voogdij van personen uit het Vorstelijk Huis en eenige aanzienlijke inboorlingen van den Lande.

art. 22

Bij het overlijden van den Souvereinen Vorst vergaderen de Staten Generaal zonder eenige oproeping. De leden, welke zich, na verloop van acht dagen na den sterfdag, in de residentie bevinden, openen de buitengewone vergadering.

art. 30

De beëediging van den Souvereinen Vorst en de inhuldiging bij de Staten Generaal zullen plaats hebben in de stad Amsterdam, als de hoofdstad.

Alleen de Grondwetten van 1814 en 1983 noemen Amsterdam als hoofdstad.

art. 32

(...)

De leden van dezen Raad worden zoo veel mogelijk gekozen uit alle de Provinciën of Landschappen.

(...)

Over de samenstelling van de Raad van State.

art 35

(...)

Hij vermag wijders eenen Raad van koophandel en van koloniën in te stellen.

Instelling ministeriële departementen.

art 42

De Souvereine Vorst verheft in den adelstand. Al, wie door den Souvereinen Vorst in den adelstand verheven wordt, brengt het bewijs daarvan ter kennis van de Staten zijner Provincie of Landschap en deelt aanstonds in alle de voorregten daaraan verbonden, bijzonderlijk in de bevoegdheid om beschreven te worden in de ridderschap, mits voldoende aan de vereischten voor dezelve bepaald.

art.45

(...)

Het is in het vervolg geen Nederlander geoorloofd vreemden adeldom aan te nemen.

art. 46

De Souvereine Vorst heeft het regt om aan de Staten Generaal wetten voor te dragen en andere voorstellen te doen, alsmede om de voordragten door de Staten Generaal Hem gedaan al of niet goed te keuren.

De goedkeuring wordt op deze wijze uitgedrukt:

"De Souvereine Vorst bewilligt in het voorstel."

Ingevalle Hij meent het voorstel niet te kunnen goedkeuren, wordt zulks in dezer voege te kennen gegeven:

"De Souvereine Vorst houdt het gedaan voorstel in overweging."

art. 58

Het blijft aan den Souvereinen Vorst voorbehouden, om in het vervolg eene wet voor te dragen, waardoor aan de Edelen of Ridderschappen uit elke Provincie of Landschap een zeker evenredig aandeel onder het getal der leden van de Staten Generaal wordt verzekerd, ten minste een vierde van het geheele getal.

art. 59

Tot leden der vergadering van de Staten Generaal zijn alleenlijk verkiesbaar Nederlanders (...). Zij mogen elkanderen niet nader bestaan dan in den derden graad van bloedverwantschap of zwagerschap.

art. 60

(...)

Voorts kunnen tot de Staten Generaal niet benoemd worden Zee- of Land-Officieren, welke eenen minderen rang dan dien van Hoofdofficier hebben. Geene der andere hooge ambtenaren zijn van die benoeming uitgesloten.

art. 68

De Staten Generaal raadplegen over alle voorstellen hun door den Souvereinen Vorst gedaan, en zenden aan Denzelven hun besluit door eene commissie.

De toestemming wordt in het volgende formulier vervat:

"De Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden betuigen den Souvereinen Vorst hunnen dank voor Deszelfs ijver in het bevorderen van 's Lands belangen, en vereenigen zich met het voorstel."

Wanneer eenig voorstel niet mogt worden aangenomen, wordt daarvan bij het volgende formulier aan den Souvereinen Vorst kennis gegeven:

"De Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden betuigen den Souvereinen Vorst hunnen dank voor Deszelfs ijver in het bevorderen van 's Lands belangen, doch verzoeken Denzelven eerbiediglijk het onderwerp van het gedane voorstel in nadere overweging te willen nemen."

art.71

De voordragt, welke door den Souvereinen Vorst opzigtelijk de financiën in het begin der eerste gewone vergadering van de Staten Generaal wordt ingeleverd, is gesplitst in twee hoofddeelen.

Het eene bevat alle zoodanige zekere en bepaalde uitgaven, welke, uit den gewonen loop der zaken voortvloeijende, in het bijzonder tot den staat van vrede betrekking hebben, en alzoo op eenen duurzamen voet dienen vastgesteld te worden.

Het tweede hoofddeel bevat die buitengewone en onzekere uitgaven, welke, inzonderheid in tijden van oorlog, naar voorkomende omstandigheden moeten worden geregeld.

Het eerste, door de Staten Generaal goedgekeurd zijnde, wordt toegestaan, om geen verandering te ondergaan, dan wanneer eenig deel der uitgaven mogt komen te veranderen of geheel te vervallen. Het tweede wordt slechts ingewilligd voor een jaar.

art. 112

Voor het overige wordt de zamenstelling en magt der Hoven, zoo wel als die van de verdere criminele en civiele Regtbanken, onder den naam van Hooge Vierscharen, Schepenenbanken, of anderen, en het gezag der Procureurs Generaal, Hoofd-Officieren en Baljuwen door de wet bepaald.

art. 119

Het toezigt en de zorg over de zaken van de Munt met den aankleve van dien, en de beslissing der questiën over het allooi, essai, en wat dies meer is, wordt opgedragen aan een kollegie onder den titel van Raden en Generaalmeesters van de Munt, achtervolgens zoodanige instructiën, als bij de wet zullen worden vastgesteld.

art. 125

In alle de Steden worden, als van ouds, Schutterijen opgerigt tot behoud der inwendige rust. Deze Schutterijen dienen in tijden van oorlog en gevaar tegen de aanvallen van den vijand. In dit geval worden er ook Schutterijen ten platte Lande ingesteld, welke gezamenlijk met die der Steden dienen als een Landstorm tot verdediging des Vaderlands.

art. 133

De christelijke hervormde Godsdienst is die van den Souvereinen Vorst.

Dit artikel verscheen in De Hofvijver nr. 36 d.d. 25 november 2013.