Hoge en lage kiesdrempels

In Duitsland ligt de 'Hürde' voor toegang tot het parlement erg hoog, maar ook Nederland heeft een kiesdrempel, een lage.

De liberale FDP keert voor het eerst is meer dan vijftig jaar niet terug in de Duitse Bondsdag. De partij heeft, net als de anti-Europartij AfD en de Piraten, de kiesdrempel niet gehaald - de horde [Duitsers hebben het over een 'Sperrklausel'] waar een partij overheen moet springen om in het parlement te komen. Die ligt bij de oosterburen op 5 procent. Wie niet op steun van gemiddeld een op de twintig kiezers in Duitsland kan rekenen, komt er niet in. Die drempel is zo hoog gelegd na de ervaringen van 'Weimar'. Voor de oorlog was het veel gemakkelijker om in het Duitse parlement te komen, zo gemakkelijk dat de politiek versplinterde, regeringen machteloos maakte en de opkomst van Hitlers NSDAP in de hand werkte.

Duitsland is niet het enige land in Europa dat een kiesdrempel heeft. Ook in België moet een partij meer dan vijf procent halen, om in het parlement te komen. In Zweden ligt de drempel op vier procent.

Ook in Nederland zijn herhaaldelijk pogingen ondernomen om een kiesdrempel in te voeren of om een andere manier de lat voor kleinere partijen hoger te leggen. Laatstelijk in 1995. Die voorstellen hebben het niet gehaald. Vrij breed leeft de mening dat politieke of parlementaire zwakten niet in de eerste plaats bij kleinere partijen moet worden gezocht.

Zou in Nederland net zo'n hoge kiesdrempel als in Duitsland gelden, dan hadden vorig jaar bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer vijf partijen het niet gehaald: GroenLinks (2,33 procent), ChristenUnie (3,13 procent), SGP (2.09 procent), de Partij voor de Dieren (1,93 procent) en 50PLUS (1,88 procent).

Toch bestaat ook in Nederland een kiesdrempel. Een partij moet 0,67 procent van de stemmen achter zich krijgen, om een zetel in de Tweede Kamer op te eisen. Dat is het totaalaantal uitgebrachte stemmen bij verkiezingen gedeeld door het totaal aantal parlementszetels. Ofwel: 100:150.