Betekenis van de troonrede

Pas sinds de Grondwetsherziening van 1983 staat in de Grondwet dat jaarlijks door de Koning een uiteenzetting van het door de regering te voeren beleid wordt gegeven.  Voordien bepaalde de Grondwet alleen dat de Koning jaarlijks de zitting van de Staten-Generaal en eventuele buitengewone zittingen van het parlement opende. Maar al in 1814 gebruikte de Koning de opening om in een rede in te gaan op de staat van het land en een aantal 'voornemens' aan te kondigen. Tot 1849 schreef de Koning de troonrede zelf. Na de invoering van de ministeriële verantwoordelijkheid wordt de troonrede door de ministers geschreven. Na 1945 werd de troonrede steeds beleidsmatiger - en langer, en kwamen de economische ontwikkelingen steeds uitgebreider aan de orde.

In 1983 werd dus een sinds 1814 bestaande en ontwikkelde praktijk grondwettelijk vastgelegd. Maar wat nu precies onder 'een uiteenzetting van het door de regering te voeren beleid' wordt bedoeld is onduidelijk: het kan een opsomming van beleidsvoornemens zijn - al dan niet voorzien van een toelichting - maar het kan net zo goed gaan om een beschrijving van de 'staat van het land'. Lengte, inhoud, strekking: het is allemaal aan het kabinet om dat te bepalen, zolang het maar over 'het regeringsbeleid' gaat.