Lijsttrekkersverkiezingen

Door Paul Lucardie, Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen

Verkiezingen zijn in de mode. Met uw laptop of mobieltje kunt u bijna dagelijks aan een verkiezing deelnemen en de meest sexy vegetariër, het spannendste boek van het jaar of de tophit van de eeuw kiezen. Tweede-Kamerverkiezingen worden steeds vaker gehouden: vroeger eens in de vier jaar, maar sinds 2002 gemiddeld elke twee jaar. Geen wonder dat politieke partijen meedoen met de mode en steeds meer interne verkiezingen organiseren. Partijvoorzitters en lijsttrekkers worden niet meer door de partijtop voorgedragen en door het partijcongres met applaus bevestigd – ‘met algemene stemmen gekozen’ – maar via internet of telefoon of per post door de leden geselecteerd. 

GroenLinks begon daarmee al in 1994, maar toen de partij vervolgens met het gekozen duo Ina Brouwer en Mohamed Rabbae bij de kamerverkiezingen een zetel verlies moest incasseren schafte ze de interne verkiezingen meteen weer af. In 2005 kwam ze hierop terug, toen inmiddels de PvdA en de VVD al lijsttrekkersverkiezingen hadden georganiseerd. In 2012 zijn de lijstaanvoerders van  CDA, GroenLinks en PvdA door hun leden gekozen; bij D66 en VVD had dat ook gekund maar hebben zich geen tegenkandidaten voor Pechtold en Rutte gemeld; de overige lijsttrekkers zijn nog door partijtop of partijcongres aangewezen.

De vraag is of het veel uitmaakt. Natuurlijk, lijsttrekkersverkiezingen genereren publiciteit. Vaak stijgt een partij dan even in de peilingen. Die winst is echter tijdelijk. Tegen de tijd dat de stembussen open gaan zijn de kiezers dit al lang weer vergeten en laten zich door andere overwegingen leiden. Ook de ledenwinst die partijen soms behalen wanneer ze interne verkiezingen organiseren is bescheiden en niet per se duurzaam. Bovendien is het oorzakelijk verband verre van duidelijk; partijen boeken vaak ledenwinst in een verkiezingsperiode, ook als ze geen interne verkiezingen houden. De gevolgen van lijsttrekkersverkiezingen op langere termijn zijn evenmin erg duidelijk. Soms neemt de verdeeldheid binnen de partij toe, indien de kandidaten bepaalde stromingen of vleugels mobiliseren die na de verkiezingen de strijdbijl niet willen begraven. Dat was het geval in de VVD, waar Rita Verdonk in 2006 campagne voerde tegen de ‘partijbobo’s’ en daarmee een populistische onderstroom in de partij in beweging bracht die zich niet zonder meer neerlegde bij haar uiterst krappe nederlaag tegen Mark Rutte. Het bleef een jaar lang onrustig in de partij. Na het vertrek van Verdonk keerde de rust echter terug en in 2010 boekte de VVD bij de Tweede-Kamerverkiezingen het op twee na beste resultaat uit haar geschiedenis.

Moeten we lijsttrekkersverkiezingen toejuichen als democratische vernieuwing? Ja, maar met een voorbehoud. Zelfs bij een hoge opkomst zoals 57% bij GroenLinks dit jaar of 74% bij de VVD in 2006 blijft het electoraat klein, omdat partijen nu eenmaal weinig leden tellen. CDA, D66, GroenLinks, PvdA en VVD hebben samen ruim 200.000 leden. Het is mooi dat die meer te zeggen hebben dan vroeger, maar niet voldoende voor een staande ovatie.

Deze bijdrage verscheen 'De Hofvijver' nr. 17 d.d. 25 juni 2012.