Achtergrond oprichting Montesquieu Instituut

Op 9 mei 2007 hebben minister Plasterk en toenmalige burgemeester Deetman in Den Haag het Montesquieu Instituut geopend. Lees meer over de opening.

Het idee tot de oprichting van het instituut stamt echter uit november 2005, toen de drie universitaire instituten in Nederland die zich expliciet richten op de politieke geschiedenis in het algemeen en op die van het Nederlandse parlement en de Nederlandse politieke partijen in het bijzonder, gestimuleerd door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de toenmalige voorzitter van de VSNU, mr. E.M. d'Hondt, een samenwerkingsconvenant sloten.

Het betrof het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis (CPG) te Nijmegen, het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (DNPP) te Groningen en het Parlementair Documentatie Centrum (PDC) te Den Haag. Inmiddels hebben Campus Den Haag van de Universiteit Leiden en Capaciteitsgroep Publiekrecht zich bij dit convenant gevoegd.

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

De partners aan het woord na de oprichting van het Montesquieu Instituut

Voor het afspelen van deze video is Flash nodig. Klik op deze link om de nieuwste versie te downloaden.

2.

Maatschappelijk klimaat rond 'Europa'

Europa volop in de belangstelling. De Europese ontwikkelingen, waaronder de recente én de voorgenomen uitbreiding van de Europese Unie, brengen kansen met zich mee, maar roepen ook weerstanden op binnen de oorspronkelijke lidstaten. Het overheersende Nee van Nederland bij het referendum inzake het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa, ondanks de overwegend positieve campagne van politieke partijen en maatschappelijke organisaties, heeft duidelijk gemaakt dat het in Nederland van oudsher brede draagvlak voor Europese samenwerking niet stabiel geworteld is.

Hoewel de ontwerp-Europese Grondwet juist tegemoet wilde komen aan de bestaande kritiek en beoogde de Europese Unie effectiever en democratischer te laten functioneren zonder de eigen nationale identiteit te zeer op te offeren, is deze missie bij de meerderheid van de Nederlandse bevolking niet of nauwelijks overgekomen.

3.

Probleem: tekort aan betrouwbaar geachte en hanteerbare informatie

Analyse van de uitslag van het referendum heeft uitgewezen dat een gebrek aan hanteerbare en betrouwbaar geachte informatie mede het wantrouwen jegens Europa' en de scepsis tegenover de Europese Grondwet heeft gevoed.

Het tekort aan hanteerbare informatie had al eerder de alertheid en inventiviteit van de Haagse politiek, de media en grote delen van het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld met betrekking tot wat er in Europa gebeurt, aangetast. Hierdoor mist Nederland onnodig kansen en voelt menigeen zich bij herhaling overvallen door initiatieven uit Brussel die er feitelijk al jaren aan zaten te komen, waardoor het draagvlak voor een samenwerkend Europa erodeert.

Met de referenda in Frankrijk en Nederland is de constitutionele ontwikkeling van een effectieve en democratische Europese bestuurslaag en de evenwichtige inpassing daarvan in de parlementaire stelsels van de lidstaten in een impasse geraakt. Regering en parlement hebben daarvoor nog geen oplossing aangedragen.

Ook de wetenschappelijke wereld is nog onvoldoende alert en toegerust om bij te dragen aan het doorbreken van deze impasse. In veel disciplines is de Europese dimensie nog onderbelicht. Dit geldt met name ook het studieterrein van de parlementaire geschiedenis, dat van zoveel belang is voor het inzicht in de wordingsgeschiedenis van de rechtsstaat, het parlementaire stelsel en de democratie.

Zo is er nog weinig systematische aandacht voor het vergelijkend onderzoek naar de parlementaire stelsels binnen Europa, het onderzoek naar de organen van de Europese Unie, de inpassing van de Europese besluitvorming in de nationale parlementaire stelsels en een zelfstandige Europese parlementaire geschiedschrijving. Dit is geen typisch Nederlands manco; van de 28 Europese lidstaten heeft slechts een kwart een centrum voor parlementaire geschiedenis.

Het is dan ook buitengewoon moeilijk om een goed inzicht te krijgen in de Parlementaire geschiedenis en de constitutionele ontwikkeling van (de landen van) Europa. Niet alleen doordat daar vaak nog geen onderzoek naar is verricht; ook als er wel onderzoek is verricht, valt dat vaak niet te achterhalen doordat er geen centraal overzicht wordt bijgehouden van onderzoeken en hun uitkomsten. Daardoor ontbreekt zicht op de bestaande situatie en de historische ontwikkeling van kwesties als:

  • het parlementaire stelsel (één of meer kamers en de verhouding daartussen);
  • het proces van de totstandkoming van wetgeving;
  • formele en informele taken, bevoegdheden en rechten van de verschillende actoren;
  • rol van politieke groeperingen.

Daarnaast is er ook een grote behoefte aan het onder handbereik brengen van het antwoord op heel praktische en uiteenlopende vragen als:

  • Hoe vindt de besluitvorming in de Europese Unie plaats?
  • Zijn de besluitvormingsprocessen voldoende democratisch?
  • Welke actoren spelen in het Europese krachtenveld een rol?
  • Welke wet- en regelgeving heeft Europa tot nu toe uitgevaardigd?
  • Wat zijn de resultaten en bijeffecten?
  • Welke maatregelen worden er thans in Brussel voorbereid?
  • In welk stadium bevinden die zich?
  • Op welk moment kan die besluitvorming het beste worden beïnvloed?
  • Hoe is constitutionele kwestie xyz geregeld in de verschillende landen van Europa?

Zo wordt bijvoorbeeld het onderzoek naar knelpunten en de inpasbaarheid van 'best practices' steevast bemoeilijkt doordat informatie gewoonweg ontbreekt dan wel niet vergelijkbaar, moeilijk toegankelijk of verouderd is. Onderzoek vergt daardoor - nog afgezien van de extra kosten en inspanning - vaak onnodig veel tijd, waardoor onderzoeksresultaten in veel gevallen te laat beschikbaar komen om bij de besluitvorming nog een rol van betekenis te spelen.

4.

Multifunctioneel centrum

Kennis van de parlementaire geschiedenis, zowel van de eigen nationale als de Europese geschiedenis en vergelijkend onderzoek naar het functioneren van andere nationale parlementen in Europa, kan een fundamentele bijdrage leveren aan het functioneren van het eigen parlement, zowel met betrekking tot nationale als Europese aangelegenheden. Het kan bovendien de kwaliteit van wetgeving ten goede komen.

Er is derhalve dringend behoefte aan een centrum dat zich zowel richt op een betrouwbaar geachte informatievoorziening als op onderzoek op het gebied van de nationale, Europese en vergelijkende parlementaire geschiedenis en constitutionele ontwikkeling.

Opgericht als Centrum voor Europese Parlementaire Geschiedenis en Constitutionele Ontwikkeling zal het Montesquieu Instituut in deze behoefte moeten voorzien door:

  • 1. 
    onderzoekers te stimuleren tot verdiepend en vergelijkend onderzoek naar de verschillende parlementaire stelsels en hun actoren in Europa en de wijze waarop deze actoren de Europese besluitvorming in de eigen nationale stelsels inpassen;
  • 2. 
    voor politici, journalisten, beleidsmedewerkers en reguliere studenten permanente leertrajecten in te richten, waarbij de kennis op peil gebracht en permanent op peil gehouden wordt door korte opfriscursussen, attractieve evenementen en elektronische nieuwsbrieven;
  • 3. 
    onderzoek en onderwijs te faciliteren met een elektronisch kennisuitwisselingsnetwerk, dat basisinformatie, best practices, onderzoeksformats, onderzoeksdata en onderzoeksresultaten permanent onder handbereik brengt en nieuwe ontwikkelingen op maat signaleert; een deel van deze informatie zal ook in aangepaste vorm beschikbaar moeten komen voor andere doelgroepen, zoals bestuurders, media, beleidsambtenaren en burgers.