Fouten bij wetgeving herstellen

zaterdag 12 juni 2021, 10:23, column van Prof.Dr. Bert van den Braak

Liefst twee fracties die zich bij stemmingen over amendementen vergissen en dan ook nog eens met directe gevolgen. Het gebeurde in maart bij een wetsvoorstel over versterking van gebouwen in het Groningse aardgasgebied. Twee door de SP ingediende amendementen werden per ongeluk, met steun van CDA en D66, aangenomen. De minister (toen nog Van 't Wout) liet, nog vóór de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer, weten de betwiste geamendeerde artikelen mogelijk (nog) niet in werking te laten treden. Parlementaire geschiedenis kan hier van nut zijn.

Allereerst is het niet zo dat een vergissing bij de stemming in formele zin afdoet aan de uitslag. De amendementen zijn volkomen legitiem aangenomen. Dat een onbedoelde voorstem tot aanneming van een amendement of wetsvoorstel leidt, komt overigens zelden voor. Een bekend voorbeeld deed zich in 1970 voor. in de nacht van 26 op 27 november 1970 kostte aanneming van een amendement-Scholten (CHU) over handhaving van de reiskostenaftrek de schatkist f 45 miljoen. Het deel van het hetzelfde amendement om dat te compenseren, werd echter (onverwacht) verworpen. Er zat een gat in de begroting. 'Dit is gekkenwerk' sprak freule Wttewaall van Stoetwegen, een toen bekend en populair Kamerlid. Het was veel te laat geworden om nog verantwoorde beslissingen te nemen, stelde zij. Sommigen betoogden overigens dat het geen vergissing was.

Het verloop van de stemmingen mocht dan rommelig zijn geweest, er lag een geamendeerd wetsvoorstel. Dat werd vervolgens in beide Kamers aanvaard. Maar dat was niet het laatste woord. In februari 1971 diende minister Witteveen een reparatievoorstel1) in en dat werd aangenomen. De fout uit november was hersteld, of liever: teruggedraaid.

Maar ook zonder vergissingen bij stemmingen kan het misgaan. In 1999 werd na amendering een bepaling aan het Wetboek van Strafrecht toegevoegd over het op voorraad hebben van namaakgoederen en de bewijsvoering bij vervolging daarvan. Onbedoeld werden daardoor mensen die zo'n artikel uitsluitend voor eigen gebruik hadden met strafvervolging bedreigd. Minister Korthals herstelde dat een jaar later via een reparatiewetje. In 2015 werd via een novelle een bepaling geschrapt over gescheiden vermogens van gefuseerde pensioenfondsen. De bepaling was het gevolg van een amendement-Lodders/Vermeij. De regering vroeg de Raad van State om voorlichting en die adviseerde negatief. Twee fracties (SP en PvdD) steunden de novelle overigens niet. Er zijn meer voorbeelden.

Eerder, in 1949, diende minister Lieftinck een week na aanvaarding van het wetsvoorstel Afwikkeling Geldzuivering een novelle in, omdat De Nederlandsche Bank erop had gewezen dat toepassing van een artikel tot rechtsonzekerheid zou leiden. De minister had bij de behandeling van het wetsvoorstel een amendement-Lucas (KVP), dat de fout had kunnen voorkomen, juist bestreden. De novelle kwam via een spoedprocedure tot stand. De Eerste Kamer aanvaardde haar, tien dagen na aanneming van de, nog niet afgekondigde, Wet Afwikkeling Geldzuivering. De procedure was ongewenst, maar noodzakelijk, zei de minister. Beide Kamers volgden hem daarin.

Bij de kwestie van de Groningenwet gaat het om twee vragen: mag iets 'gerepareerd' worden, omdat bij een stemming een vergissing doorslaggevend was. En mag dat dan ook nog via de weg van 'niet inwerkingtreding'? Of moet de wet maar anders worden 'gerepareerd', hetzij vóór de beslissing van de Eerste Kamer, hetzij achteraf? Voor uitstel van de stemming in de Eerste Kamer voelt het kabinet niet. Maar de regering lijkt evenmin de betwiste wetsartikelen te willen uitvoeren. Intrekking van het wetsvoorstel - na aanneming van een ongewenst amendement altijd een optie3) - levert nu eveneens bezwaren op, want dan is er (nog) geen wet.

Herstellen van fouten is altijd denkbaar en uiteraard gewenst. Bij de Groningenwet is het allereerst de vraag of er sprake van een fout was. Wie dat niet vindt, is tegen reparatie; wie dat wel vindt, moet beslissen op welke wijze en wanneer die reparatie moet plaatsvinden. Dat is niet zo zeer een staatsrechtelijke vraag als een kwestie van pragmatisch handelen. Uitvoering van wetten behoort overigens tot het domein van de uitvoerende macht. Het is aan het parlement om dat te beoordelen.


  • 1) 
    Wijziging van de inkomstenbelasting en van de loonbelasting (kamerstuk 11.160).
  • 2) 
    Ingetrokken na ongewenste amendering werden o.a. wijziging Wet op de bedrijfsorganisatie (9.688), wijziging Wet op het koninklijk huis (14.324), wet vermindering maximum aantal leden adviesorganen (33.817) en Wet organisatie hoogste bestuursrechtspraak (34.389).