Sire, il n’y a plus d’ hommes d’État

maandag 28 september 2020, 13:00, analyse van dhr. Merijn Chamon

In maart kreeg de regering Wilmès zowel het vertrouwen, en dus volheid van bevoegdheden, als bijzonder machten van het Belgisch parlement. In een bijdrage in de Hofvijver werd opgemerkt dat de coronacrisis slechts kortstondig als een deus ex machina de politieke crisis in België zou bezweren en dat ze tegen september terug zou zijn. Wilmès had er zich immers toe verbonden om na 6 maanden zelf het vertrouwen terug te vragen en de volmachten werden slechts voor drie maanden verleend. Aangezien de eerste golf van de pandemie eind juni was gaan liggen, werden de volmachten niet verlengd.

Arizona- of Vivaldi-coalitie

Wat is in tussentijd gebeurd en hoe dicht zijn we bij een nieuwe crisis? In augustus stond een nieuwe regering gebaseerd op een ‘grote coalitie’ tussen de twee grootste partijen uit beide landsdelen, in de steigers. N-VA- en PS-voorzitters De Wever en Magnette hadden een nota opgemaakt waarbij een grand bargain tussen de onverzoenbare gewaande conservatief-rechtse Vlaamse separatisten en Franstalige socialisten in de maak leek. Hun beider partijen vertegenwoordigen evenwel slechts 43 van de 150 zetels in de Kamer en de nota, die zo fragiel was als een kaartenhuisje, bleek niet bestand tegen de voorspelbare bijkomende eisen die de andere partijen, die nodig waren voor wat een Arizona-meerderheid zou geweest zijn, stelden.

Met de regeringsvorming terug naar af, kwam de Vivaldi-coalitie terug in het vizier. Deze werd in maart nog door de Vlaamse christendemocraten, die de N-VA niet wilden laten vallen, afgewezen, maar werd door het falen van de N-VA en PS-coalitie opnieuw een optie. Vivaldi (een coalitie tussen 7 partijen, te weten de Nederlandstalige en Franstalige socialisten, liberalen en groenen en Nederlandstalige christendemocraten, die over 87 zetels beschikt) heeft evenwel geen meerderheid aan Nederlandstalige kant (net zoals de regeringen Wilmès en voordien Di Rupo). Dat de twee grootste Nederlandstalige partijen (N-VA en het Vlaams Belang) de coalitie hierdoor als ondemocratisch voorstellen is voorspelbaar. Helaas is het publiek debat ook in België van zulk laag intellectueel niveau dat dit discours amper wordt geproblematiseerd.1

Wilmès nog steeds in het zadel

Op het moment van schrijven is de nieuwe regeringsvorming nog steeds niet in kannen en kruiken. Premier Wilmès zou op 17 september conform haar belofte in maart opnieuw het vertrouwen moeten gevraagd hebben, maar aangezien de regeringsvorming in de laatste rechte lijn zat, werd dit uitgesteld. Het Vlaams Belang, de N-VA, en de communistische PVDA dienden vervolgens moties van wantrouwen in. Daarover wordt pas na 48 uur gestemd (zie artikel 46, lid 2 van de Belgische grondwet) en de parlementsleden van de (normaliter) toekomstige regeringspartijen dienden hierop een eenvoudige motie in.2 Deze heeft, conform artikel 134 van het intern reglement, voorrang op alle andere moties en doet deze, indien aangenomen, ook vervallen. Zonder dat de partijen van de Vivaldi-coalitie de huidige regering Wilmès expliciet dienden te steunen (door een motie van vertrouwen goed te keuren of één van wantrouwen af te wijzen), kon de regering dus haar volheid van bevoegdheid behouden en ging ze niet (opnieuw) in lopende zaken. Wel namen de Vivaldi-partijen nog een ordemotie aan die als volgt luidde: “Gelet op de aankondiging van de onderhandelende partijen dat het regeerakkoord van de nieuwe regering klaar zal zijn tegen 1 oktober, beslist de Kamer op de agenda van haar plenaire vergadering van donderdag 1 oktober "Regeerverklaring" in te schrijven als agendapunt.” Op het moment van schrijven is het onduidelijk of deze deadline van 1 oktober gehaald kan worden. Indien wel, is de regeringscrisis bezworen. Zo niet, lijkt het onmogelijk voor Wilmès om niet in lopende zaken te gaan en gaat de Belgische politieke crisis een nieuwe fase in.

Het gebrek aan staatsmanschap

Na deze beschrijving van de (on)staat van de Belgische regeringsvorming zijn er vermoedelijk weinig tot geen lezers van de Hofvijver meer die de intellectuele inspanning kunnen opbrengen om te proberen begrijpen wat er toch altijd misloopt in België. Voor de diehards toch nog deze overwegingen: België heeft lange tijd succesvol gewerkt als pacificatiedemocratie door een sterke partijcratie: politieke partijen en hun voorzitters hadden een onwrikbare grip op de politiek. In een tijd waarin er minder partijen waren, liet dit de partijvoorzitters toe om van staatsmanschap te getuigen (en dus compromissen te sluiten). De huidige partijvoorzitters moeten opereren in een partijlandschap dat veel gefragmenteerder is en de angst voor de kiezer lijkt permanent en alomtegenwoordig. Ook de angst voor de eigen achterban, voorheen ondenkbaar, lijkt in de politiek geslopen. In zulke omstandigheden is het moelijker om zich als staatsman op te werpen, maar de huidige lichting partijvoorzitters lijkt hiervoor ook gewoon te licht uitgevallen.

 

Merijn Chamon is Assistant Professor EU Law aan de Universiteit Maastricht


[1] Zie evenwel Dave Sinardet, Een Vlaamse minderheid, et alors?, De Standaard, 12 september 2020.

[2] Zie Integraal verslag van de Plenaire Vergadering van 17 september 2020, p. 57 (beschikbaar op https://www.dekamer.be/doc/PCRI/pdf/55/ip055.pdf).