Waarom in 1919 toch (nog) niet het vrouwenkiesrecht van kracht werd

maandag 25 februari 2019, 13:00, column van Prof.Dr. Bert van den Braak

Er zijn goede redenen om in 2019 honderd jaar vrouwenkiesrecht te vieren. In 1919 kwam immers de initiatiefwet-Marchant tot stand die vrouwen het actieve kiesrecht verleende. In de Tweede Kamer wordt dat gevierd met een tentoonstelling, net als in het Atrium van het Haagse stadhuis. Ongetwijfeld zijn er dit jaar meer 'festiviteiten'.

Het is dit jaar ontegenzeggelijk honderd jaar na de 'Wet-Marchant'. De Tweede Kamer nam het voorstel op 9 mei 1919 aan, de Eerste Kamer deed dat op 10 juli en de wet verscheen op 9 september in het Staatsblad. Strikt genomen, zou je kunnen stellen dat de wet op 28 september 1919 in werking trad. Maar toch was dat niet zo.

De toenmalige Kieswet (van 1896) bepaalde namelijk dat jaarlijks door iedere gemeente een lijst met de namen van de kiesgerechtigden moest worden opgesteld. Die lijsten verschenen op 15 mei. Wie niet op de lijst voorkwam, kon ook niet meestemmen.

Aangezien ook na de invoering van het vrouwenkiesrecht pas op 15 mei 1920 voor het eerst de lijsten verschenen waarop ook de vrouwelijke kiezers stonden, was dat feitelijk de dag van invoering van het vrouwenkiesrecht. Als er tussen 28 september 1919 en 15 mei 1920 verkiezingen zouden zijn geweest, dan hadden vrouwen daaraan geen deel kunnen nemen.

De eerste verkiezing waarbij vrouwen daadwerkelijk konden stemmen, was op 17 mei 1920. In Maastricht werd toen een nieuwe gemeenteraad gekozen, omdat die gemeente werd uitgebreid, onder meer met de op te heffen gemeenten Oud-Vroenhoven en Sint Pieter.

De echte verjaardag van het vrouwenkiesrecht is dus 15 mei. In 2020 honderd jaar geleden.

Prof. dr. Bert van den Braak is onderzoeker bij het Parlementair Documentatiecentrum (PDC) en bijzonder hoogleraar parlementaire geschiedenis en parlementair stelsel aan de Universiteit van Maastricht.