Tussenrapportages informateurs

maandag 29 mei 2017, Prof.Dr. Bert van den Braak

Op 22 december 1993 nam de Tweede Kamer na een debat over staatkundige vernieuwing een motie-Jurgens/Mateman (PvdA/CDA) aan, waarin werd gevraagd te regelen dat (in)formateurs na een eerder vastgestelde termijn en na afloop van hun taak de Tweede Kamer inlichtingen zou geven over hun werkzaamheden. Dat moest dan tot een debat leiden. De PvdA, Groen Links, D66, de RPF, het CDA en de Centrumdemocraten stemden voor. De fracties VVD, SGP en GPV stemden tegen.

De met alleen de stemmen van VVD, SGP en GPV tegen aangenomen opdracht resulteerde in 1998 in een wijziging van het reglement van orde, maar al op 29 juni 1994 waren de informateurs Van Aardenne, De Vries en Vis bereid om naar de Kamer te komen. Zij deden dat op verzoek van fractievoorzitter Paul Rosenmöller van GroenLinks. Het verzoek werd algemeen ondersteund.

De reglementswijziging van 1998 leidde tot opneming van een artikel 139a. Een amendement-Cornielje (VVD) legde vast dat een debat alleen na afloop van een formatie- of informatieopdracht kon plaatsvinden. Tegen dat amendement stemden de fractie van CDA, GroenLinks en SP.

Vier jaar later klaagden GroenLinks (bij monde van Rosenmöller) en CDA (via fractievoorzitter Jaap de Hoop Scheffer) echter over het gebrek aan informatie over de aan de gang zijnde formatie. De Hoop Scheffer vroeg al op 27 mei de drie informateurs, die toen twee weken bezig waren, om schriftelijke informatie te vragen over hun werkzaamheden. Volgens Gert Schutte (GPV) was ook dat strijdig met het reglement van orde, maar hij en anderen meenden vooral dat de tussentijdse rapportage weinig tot niets zou bevatten.

Drie weken later was het Rosenmöller die vond dat het wel eens tijd werd voor een debat. Schutte wees wederom op de strijdigheid met het reglement van orde. Wel kon hij zich voorstellen dat de Kamer - zonder de informateurs - een debat over de formatie zou houden. De onderhandelaars namens PvdA, VVD en D66 konden toch wel de nodige inlichtingen verschaffen. Omdat er bij nader inzien enige onduidelijkheid was over de interpretatie van het reglement, werd besloten het stenogram van het ordedebat aan de informateurs te zenden. Zij moesten dan maar bepalen of zij zelf aanwezig wilden zijn of alleen schriftelijke inlichtingen zouden geven.

Twee weken later was er een eindverslag en verzette niemand zich nog tegen aanwezigheid van de drie informateurs.

De Kamer zag echter wel aanleiding om het reglement van orde te verduidelijken. In 2001 werd voorgesteld nadrukkelijk vast te leggen dat inlichtingen alleen konden worden verstrekt na afronding van een (in)formatieopdracht. Alleen GroenLinks keerde zich tegen die reglementswijziging.

Naar aanleiding van evaluatie door de Commissie-Boven d'Eert over de formatie 2012 werd opnieuw tot aanpassing van artikel 139a besloten. De ruimte om tussentijds inlichtingen te vragen aan de (in)formateur werd hersteld.

De debatten over de eindrapporten van informateurs verliepen overigens niet alle even bevredigend. Met name het debat in 2007, toen het eindverslag van informateur Wijffels werd besproken, leverde inhoudelijk weinig op en kenmerkte zich door gebrek aan belangstelling vanuit de Kamer. De inbreng van de informateur in dat debat was beperkt. In 2010 bleek al tijdens het debat met informateur Opstelten dat de formatie een nieuwe wending had genomen. De PVV had zich toen namelijk opnieuw bereid getoond met CDA en VVD te onderhandelen en de Kamer kon alleen terugblikken op de eerdere fase.

Het debat in 1994 over de mislukking van de eerste poging om een Paars kabinet te vormen, leverde wel iets op. Toen bleek namelijk dat PvdA (Kok) en VVD (Bolkestein) geen deuren hadden dichtgeslagen. Dat bleek later in de formatie ook, want na een informatie Tjeenk Willink wist Kok alsnog een kabinet van PvdA, VVD en D66 tot stand te brengen.

In het algemeen worden deze debatten getypeerd als 'stoom afblazen'. Soms werd verantwoording afgelegd waarom een bepaalde partij toch niet mee mocht doen, zoals in 2007 toen de SP buitenspel kwam te staan. Soms ook werd nog even uitgehaald naar een partij die was afgehaakt, zoals in 2003 toen D66-fractievoorzitter Boris Dittrich zijn collega Wouter Bos inwreef dat diens partij met lege handen stond en D66 niet.

De debatten met informateurs hebben dus wel een functie, maar of ze voldoen aan wat Jurgens en Mateman voor ogen stond, namelijk directere betrokkenheid van de Kamer bij de formatie, is de vraag.

Deze bijdrage stond in