De onverwacht pro-Europese nieuwe samenstelling van de Tweede Kamer

maandag 24 april 2017, analyse van Caspar van den Berg, Instituut Bestuurskunde Universiteit Leiden

Op de dag na de Tweede Kamerverkiezingen liet Bondskanselier Merkel weten dat zij heel blij was dat “een hoge opkomst tot een zeer pro-Europees resultaat had geleid”. En ook Commissie-voorzitter Juncker framede de verkiezingsuitslag sterk in termen van een overwinning voor het pro-EU geluid in Nederland: “De Nederlanders hebben overweldigend gekozen voor Europese waarden, voor een vrije en tolerante maatschappij in een welvarend Europa."

Was dit wishful thinking van Merkel en Juncker? Klopt het wel dat de laatste verkiezingen in Nederland een meer pro-Europese samenstelling van de Tweede Kamer hebben voortgebracht dan die van 2012?

Als we de verkiezingsuitslag van 2012 projecteren op een schaal van 1 (zeer eurosceptisch) tot en met 7 (zeer pro-EU)[1] dan zien we dit:

 
Schema

De grootte van de bollen geeft het aantal zetels in de Tweede Kamer aan. Het gemiddelde van alle partijen die bij deze verkiezingen Kamerzetels kregen was 4,2. Nemen we het gewogen gemiddelde van alle 150 zetels, dan zien we een eenzelfde gemiddelde EU-positionering van de Kamer in de periode 2012-2017 van 4,2 op een schaal van 1 tot en met 7.

We kunnen hetzelfde doen voor de verkiezingen van 2017. Op drie dimensies is een verschil te verwachten: (a) de set partijen die zetels kregen is anders (b) de partijen hebben in de tussentijd hun standpunten enigszins herzien (ofwel in de meer euroskeptische richting ofwel in de pro-EU richting) en (c) de verdeling van de zetels over de partijen is vanzelfsprekend gewijzigd. Het beeld ziet er dan als volgt uit[2]:

 
Schema 2

De gemiddelde EU-positionering van de partijen die zetels kregen bij deze verkiezingen was 3,9, dus over het geheel genomen zijn de partijen in de huidige Kamer iets euroskeptischer dan in de vorige kamerperiode. Echter, kijken we naar het gewogen gemiddelde, dan wordt duidelijk dat de Kamer inderdaad minder euroskeptisch is geworden: de gemiddelde EU-positionering van de Kamer als geheel is in deze periode 4,5. Ondanks dat de standpunten van de politieke partijen over het algemeen enigszins euroskeptischer zijn geworden, is de Kamer niet juist meer pro-EU geworden, omdat kiezers in grotere getale op meer pro-Europese partijen hebben gestemd. Kiezers hebben de partijen die zich in de laatste jaren sterker anti-EU hebben opgesteld, hiervoor niet beloond. De conclusie van Merkel en Juncker dat de uitkomst van de verkiezingen een meer pro-Europees parlement is, is daarmee dus terecht.

Toch is deze bevinding verrassend, omdat de steun voor Europese integratie onder Nederlandse bevolking tussen 2012 en 2017 niet bepaald is toegenomen. Ook de uitslag van het referendum over het Associatieverdrag met de Oekraïne leek vooral mensen te mobiliseren omdat ze zich daarbij konden uitspreken tegen méér EU.

De bevinding is des te opvallender, omdat kiezers zowel aan de linkerkant van het partijpolitieke spectrum als aan de rechterkant van het partijpolitieke spectrum, de mogelijkheid hadden om op een anti-EU partij te stemmen (respectievelijk de SP en de PVV). Uit de literatuur over kiezersgedrag weten we dat ondanks dat de volatiliteit onder stemmers de afgelopen twee decennia sterk is toegenomen, het niet zo is dat kiezers van links naar rechts zwiepen en weer terug. In plaats daarvan is er sprake van blokken van kiezers: binnen het linkse blok stappen kiezers van de ene linkse partij naar de andere en binnen het rechtse blok gebeurt hetzelfde. Frappant is dus dat binnen het linkse blok, kiezers de optie hadden voor een duidelijk anti-EU geluid dat door de SP vertegenwoordigd wordt, maar dat niet deden. In plaats daarvan kozen ze in grotere mate voor GroenLinks, dat duidelijk pro-EU is. En in het rechtse blok hadden kiezers ook de optie om te kiezen voor een partij met een duidelijk anti-EU geluid, maar in plaats daarvan kozen meer rechtse stemmers toch voor de VVD, een partij die als puntje bij paaltje komt toch sterk pro-Europees is.

Wat is hier nu aan de hand? Een mogelijke verklaring is dat burgers hun keuze niet hebben gemaakt op basis van hun standpunt ten aanzien van Europa, maar op basis van andere, zwaarderwegende gronden. In dat geval heeft Nederland dus niet bewust pro-Europeser gestemd zoals Merkel en Juncker stellen, maar is een pro-Europese Kamer een onbedoeld bijeffect van hoe mensen gestemd hebben. Terwijl het thema Europa in de Franse en de Britse verkiezingen één van de grote thema’s, zo niet hét grootste thema, is, lijkt het er dus op dat Nederlanders hun toenemende Euroskepsis in de laatste verkiezingen ondergeschikt hebben gemaakt aan andere overwegingen (zoals afrekenen met de regeringspartijen en het belonen van een aansprekende campagne (GroenLinks)).

De kans is groot dat het toegenomen pro-EU geluid in de Kamer nog sterker naar voren komt als er straks een regering aantreedt. Het gewogen gemiddelde EU standpunt van het vorige kabinet was 4,7 op de schaal van 1 tot en met 7. Als de nu onderhandelende partijen (VVD, CDA, D66 en GroenLinks) een coalitie vormen, stijgt de mate van Euro-enthousiasme van het kabinet naar 5.9. Indien dat gebeurt, zal er van het Eurosceptische geluid dat de Nederlandse bevolking in het referendum van 2016 afgaf, weinig doorklinken in de nieuwe kabinetsperiode. Pas dan krijgen Merkel en Juncker echt gelijk!

[1] Waarden voor DENK en FvD toegevoegd door auteur

[2] Waarden ontleend aan de dataset van het Chapel Hill Expert Survey (2010; 2014) http://chesdata.eu/

Deze bijdrage stond in