Vertrouwen

Professor Joop van Holsteyn is verbonden aan het Instituut voor Politieke Wetenschap van de Universiteit Leiden.

‘Lees maar, er staat niet wat er staat’. Maar zoals wel vaker, worden de woorden van de dichter gemakkelijk misverstaan.

Neem de opmerkingen over het vertrouwen in de politiek in reactie op de opkomst bij verkiezingen. Zo goed als standaard wordt die opkomst gebruikt als graadmeter voor dat vertrouwen. Hoge of stijgende opkomst? Mooi, het ziet er goed uit met dat vertrouwen. Lage of dalende opkomst? Pas op, kijk uit!

Inhoudsopgave van deze pagina:

1.

Onzin

Onzin. Of, in de woorden van de wetenschapper: het is vanwege het ontbreken van een heldere conceptualisering en daaruit volgende operationalisatie en vervolgens de afwezigheid van een gedegen empirische basis ten zeerste de vraag of opkomst bij verkiezingen mag en kan worden beschouwd als een valide en betrouwbare indicator van het hoogst problematische, betwiste en gelaagde concept vertrouwen in de politiek.

Want waar heeft ie het precies over, die verheugde dan wel somberende politicus die, bij voorkeur op de avond van de verkiezingsdag al en voor het oog van de camera, als hij (of zij) het heeft over vertrouwen in de politiek? Dat kan, zo weten we op basis van studies waarin wel serieus met het lastig concept wordt omgegaan, lopen van vertrouwen in de in hoge mate abstracte basisprincipes van de democratie tot en met de min of meer toevallige en concrete regeringscoalitie van dienst. Of misschien heeft ‘politiek’ betrekking op politieke partijen, de Tweede Kamer, de gemeenteraad, ‘Brussel’, verkiezingen. Een kniesoor die er op let. Loopt de opkomst terug van, zeg, 75 naar 71 procent, dan heeft het vertrouwen in ‘de politiek’ kennelijk een deuk opgelopen. En omdat degene die het zegt er zo ontzettend serieus bij kijkt, durft niemand te vragen waarover het precies gaat, schiet niemand bij dergelijke volstrekt holle woorden in de lach. Altijd lastig, om te roepen dat de keizer geen kleren draagt.

2.

Totstandkoming opkomstpercentage

Trouwens, dat opkomstpercentage, waar staat dat voor en hoe komt dat tot stand? Wat we weten van opkomst bij verkiezingen en dan vooral van niet-stemmers, is dat er vele, sterk uiteenlopende redenen en oorzaken zijn van het niet-stemmen. Eén aspect ervan is, dat kiesgerechtigde burgers, tegenwoordig meer wellicht dan in het verleden, inschatten hoe relevant het orgaan is waarvoor zij geacht worden te stemmen en hoe verschillend in mogelijke beleidsgevolgen de diverse keuzemogelijkheden zijn. Als er in essentie geen keuze is of het betreffende vertegenwoordigde lichaam doet er al te weinig toe, waarom dan nog stemmen? Met vertrouwen in ‘de politiek’ als zodanig heeft dat niet van doen.

Hoger is misschien beter als het gaat om polsstokspringen, maar opkomstcijfers kunnen niet zo worden geduid. Ik heb althans nooit begrepen dat de torenhoge opkomstpercentages in de voormalige Oostbloklanden lieten zien hoe geweldig toen en daar het vertrouwen in de politiek was. Maar dat kan aan mij liggen.

Ze zijn mooi, de woorden van Martinus Nijhoff. Maar het lezen van de opkomst bij verkiezingen als het vertrouwen in de politiek, daar komen rare verhaaltjes van. Lees maar liever niet wat er niet staat.

Deze bijdrage verscheen in 'De Hofvijver' nr. 43, d.d. 30 juni 2014.