Het Europees Parlement: de dagelijkse praktijk

Jan Mulder was Europarlementariër voor de VVD in de periodes 1994-2009 en 2010-2014.

De laatste twintig jaar is de Europese Unie aanzienlijk veranderd. Niemand die in 1958 aanwezig was bij de ondertekening van het Verdrag van Rome had kunnen vermoeden dat er heden ten dage een Europese Unie is die 28 landen omvat en waar het Verdrag van Lissabon een effectieve parlementaire controle toelaat.

De redenen waarom met de Europese samenwerking werd begonnen zijn nog steeds hetzelfde. In Europa willen wij geen oorlog meer, we willen de welvaart handhaven zo niet verhogen en we willen een parlementaire democratie met een onafhankelijke rechtspraak. Deze uitgangspunten vormen nog steeds het uitgangspunt voor de z.g. criteria van Kopenhagen die als maatstaf dienen voor de toetreding van nieuwe lidstaten.

Vanaf het begin realiseerden de lidstaten zich dat bij dit samenwerken in Europa bevoegdheden die tot dan toe hadden behoord aan de exclusieve besluitvormingsprocessen van de lidstaten nu werden overgedragen aan een supranationale autoriteit, de Europese Commissie. Vanaf het begin werd aangenomen dat bepaalde zaken in Europa aan federale besluitvorming onderhevig zouden zijn. Welke zaken dat zouden zijn werd in ieder verdrag na het Verdrag van Rome nader gespecificeerd. Met de verdragen van opeenvolgend Maastricht, Amsterdam, Nice en uiteindelijk Lissabon werden de beleidsterreinen waarop op federale wijze besluitvorming zou worden toegepast, geleidelijk uitgebreid. Deze wijze van besluitvorming, in het dagelijkse jargon de gemeenschapsmethode genoemd, hield met de opeenvolgende verdragen in dat aan het Europees Parlement steeds meer bevoegdheden werden toegekend.

Niet de lidstaten, gecontroleerd door de nationale parlementen maakten de dienst uit in de besluitvorming, maar daarnaast ook het sinds 1979 direct verkozen Europees Parlement. Het opgeven van nationale soevereiniteit is een gevoelige zaak tot op de dag van heden. Worden het niet de grote landen in Europa die de dienst uitmaken en worden de kleinere landen monddood gemaakt? Zowel in de besluitvorming in de Raad als wel in het Parlement is daarmee rekening gehouden. In het Parlement heeft Duitsland nu 99 parlementsleden voor 82 miljoen inwoners, terwijl Nederland met ca. 17 miljoen inwoners 26 parlementsleden heeft. Kleinere landen hebben in de besluitvorming relatief meer stemmen dan de kleinere. Daarnaast vereisen dezelfde verdragen dat om een besluit in Europees verband rechtskracht te geven een bepaalde meerderheid noodzakelijk is. In de praktijk komt het er op neer dat voor ieder besluit in Europees verband ongeveer een tweederde meerderheid nodig is. De lidstaten hebben bevoegdheden opgegeven, maar willen ze overstemd worden dan zijn solide meerderheden in de gremia die er toe dienen, de Raad en het Parlement, noodzakelijk.

In de praktijk van het dagelijkse leven in het Europees Parlement betekent het dat ieder parlementslid er zich van bewust is dat de realiteit die in de nationale parlementen bestaat, n.l. dat er regeringspartijen en oppositiepartijen zijn, in het Europees Parlement niet bestaat. In dit Parlement bestaan geen oppositie en geen regeringspartijen. Wisselende meerderheden bepalen of een voorstel van de Europese Commissie wet wordt of niet. Een individueel parlementslid kan meer winnen op de kracht van zijn argument, zijn overtuiging, dan wel op kracht van nationaliteit dan wel politieke groepering.

Het is een vorm van democratie die voor mij aantrekkelijk was. In de praktijk is gebleken dat de invloed van het Europees Parlement op de wetgeving aanzienlijk is. Een rol die in het algemeen volkomen onderbelicht wordt in de media. Die moeten er kennelijk nog aan wennen. Een reden des te meer om te gaan stemmen bij de komende Europese verkiezingen, want het is een stem die er toe doet.

Deze bijdrage verscheen in 'De Hofvijver' nr. 42, d.d. 19 mei 2014.