De riskante rekenkunde van het kabinet

Arco Timmermans, onderzoeksdirecteur van het Montesquieu Instituut

Ieder coalitiekabinet moet evenwichtskunst bedrijven. Het kabinetsplan over de woningmarkt is van de ene kant over het slappe koord naar de overkant gebracht. Het woningmarktakkoord zal worden gesteund door drie oppositiepartijen in de Tweede Kamer, waarmee in de logica van de politieke praktijk straks ook de Eerste Kamer een meerderheid is. De SGP tekent alvast voor een stemmingswinst in de Senaat van precies één zetel voor de politieke acrobatiek van minister Blok rond het plan om de woningmarkt uit het slob te trekken.

De voorgeschiedenis is bekend. De nieuwe coalitiepartijen besloten in de korte kabinetsformatie geen echt regeerakkoord in elkaar te timmeren maar hun grote wensen uit te ruilen. Ze gunden elkaar graag wat. Vervolgens gingen de onderhandelaars over tot een verdeling van ministersportefeuilles die de goede politieke wil van de uitruil nog eens onderstreepte: voor wensen uit de hoek van de VVD werden vooral ministers van de PvdA verantwoordelijk gehouden en omgekeerd. Behalve goede wil, kan het ook kortzichtigheid zijn geweest. Het eerst afgeserveerde agendapunt over de inkomensafhankelijk zorgpremies, een PvdA-punt in handen van VVD-minister Schippers, liet al zien hoe het kan uitpakken. Minister Blok is nu in elk geval een stap verder gekomen, maar het kabinet zal de komende tijd nog veel vaker voor het slappe koord staan en het is uiterst onzeker of het dan weer de overkant haalt.

In het verleden bereikten kabinetten het evenwicht door regeerakkoorden met compromissen te maken, waar de coalitiepartijen in de Tweede Kamer met handen en voeten aan gebonden waren. Een machinerie voor bewaking van de moraal en discipline onder toezicht van de premier hielp de zaak op koers te houden. Dat lukte niet altijd, want in de afgelopen decennia sneuvelden de meeste kabinetten door interne conflicten, maar toch kwam er op deze manier ook veel uit de pijplijn. Van het tweede Paarse kabinet werd gezegd dat het in 2002 in elkaar plofte omdat het gewoon klaar was met uitvoeren van het lange regeerakkoord.

Het huidige kabinet wil het allemaal anders doen. Het kiest voor een rit die niet zo is uitgestippeld en wil andere partijen onderweg meenemen om de plannen aan een meerderheid te helpen. Maar de rekenkunde van het kabinet is erg riskant, er is minimale garantie op daadkracht en stabiliteit. Dat het woningmarktakkoord net genoeg steun kreeg, voorlopig althans, was meer geluk dan wijsheid.

Sommigen zien in dit alles frisse nieuwe politiek. Zo sprak onlangs voormalig Kamervoorzitter Frans Weisglas vergenoegd over de groeiende macht van het parlement. Hij noemde het kabinet een minderheidscoalitie waarbij de volksvertegenwoordiging nu echt meespeelt. Bij de presentatie van het akkoord haastten de drie steunende partijen zich te vertellen dat het kabinet een aangereikte vinger krijgt, maar niet meteen de hele hand. In de jaren van Paars was D66 het kleintje Calimero in de coalitie, nu kan Alexander Pechtold echte vetomacht gaan uitoefenen.

Maar hoe fris is die nieuwe politiek van onzekere parlementaire meerderheden? Ik vraag me af wat reden geeft tot opgewektheid over dit nieuwe soort coalitiemanagement om politieke meerderheden te halen. Het akkoord over de woningmarkt kwam in een week tussen hoop en vrees tot stand. Het CDA haakte af, de SGP hielp uiteindelijk minister Blok een goede gok te maken. Er zaten fractieleiders uit de Tweede Kamer aan tafel bij de persconferentie, maar de politiek meest noodzakelijke zaken waren gedaan met die uit de Eerste Kamer. Die zaten ergens in de coulissen. Er is een risico dat de minderheidspositie van het kabinet, inclusief de nog wat verborgen onderlinge verdeeldheid tussen VVD en PvdA, tot parlementaire introversie gaat leiden. De partijen moeten voortdurend zo bezig zijn met onderling politiek masseren tussen de fracties, dat ze het oog voor de buitenwereld dreigen te verliezen. Dit soort tekenen van vervreemding was al zichtbaar bij de twee partijleiders in de kabinetsformatie. De deal over de woningmarkt was al even vreemd. Wie na een weekje buitenland de krantenkoppen over het woningmarktakkoord zag, dacht misschien dat het ging om een uitgebreid gepolderd akkoord met alle grote spelers uit de praktijk erbij. Maar het bleek alleen een akkoord over acht zetels in de Senaat, zonder het CDA van Elco Brinkman van Bouwend Nederland erbij. Komt er nog een serieus parlementair debat? Hoe gaat het kabinet hier bruggen bouwend verder?

Tot slot rijst de vraag hoe de burger dit alles beschouwt. Toeschouwers die het spel van strategie rond de parlementaire meerderheidsvorming begrijpen, zullen er waarschijnlijk niet veel nieuwe politiek inzien. Het is toch vooral het oude spel, alleen met meer onzekerheid rond ministers die hoog over het slappe koord naar de overkant moeten. Ik vrees dat de meeste burgers zelfs helemaal niets van dit soort halsbrekende evenwichtskunst snappen, in een soort schemering tussen regering en oppositie. We kunnen, net als overal, ook in Nederland niet zonder politiek in de schaduw waar in beslotenheid plannen worden gemaakt. Dat hoeft niet erg te zijn, burgers begrijpen best dat je in het glazen huis van het parlement met alle camera’s erop gericht geen echte zaken kunt doen. Als er dan maar een duidelijke lijn is en de plannen op tijd worden gepresenteerd, zodat iedereen weet waar ze aan toe zijn. Dan kan het parlementaire debat plaatsvinden en kan de steun buiten het parlement worden opgebouwd. Het is opvallend rustig tijdens deze crisisjaren in Nederland, vergeleken met alle protesten en stakingen bij eerdere bezuinigende kabinetten. Denk aan de tijd van Lubbers, waarin het land regelmatig op z’n kop stond. Nu lijkt er een grote gelatenheid te heersen. Maar de afgelopen periode hebben we ook gezien hoe razendsnel het kiezerskrediet van meeregerende politieke partijen kan verdwijnen. Om dat effectief tegemoet te treden is wel meer nodig dan een meerderheid van de helft plus die ene zetel van de SGP in de Eerste Kamer.