Europees coronabeleid: de opmaat naar een gezondheidsunie? - verslag van het Actualiteitendebat op 15 september 2021

Met dank overgenomen van Montesquieu Instituut (MI), gepubliceerd op donderdag 16 september 2021, 16:25.

DEN HAAG (PDC) - 'Het is nog maar drie, vier jaar geleden dat de voormalige voorzitter van de Europese Commissie, Juncker, suggereerde dat de Europese Unie zich best nog wel eens zou kunnen terugtrekken van het beleidsterrein van volksgezondheid.' Zo opende Anne Pieter van der Mei gistermiddag het Actualiteitendebat dat werd georganiseerd door het Montesquieu Instituut, in samenwerking met Nieuwspoort, ProDemos en Filmhuis Den Haag. Het antwoord op de vraag of de Europese Unie überhaupt een toegevoegde waarde zou kunnen hebben op het gebied van gezondheidszorg is door corona niet langer onbekend. Het panel bestaande uit Attje Kuiken, Jan Paternotte, Anne Pieter van der Mei en Wouter van Loon was namelijk unaniem in haar oordeel dat de EU een belangrijke rol heeft gespeeld in de aanpak van de pandemie. Onder leiding van moderator Stéphane Alonso blikten de panelleden terug op anderhalf jaar Europees coronabeleid en keek zij vooruit naar de toekomstige rol van de EU op het gebied van volksgezondheid.

In zijn inleiding stelde Van der Mei dat het niet langer meer een discussie is of de Europese Unie überhaupt een rol moet spelen op het gebied van volksgezondheid, maar in hoeverre de verantwoordelijkheid voor het volksgezondheidsbeleid in Brussel moet komen te liggen. De spanning tussen een nationale of bilaterale aanpak aan de ene kant en een EU brede benadering aan de andere kant vormde al snel de rode draad van het debat. Kuiken gelooft in ieder geval nog niet dat er al sprake is van een Europese gezondheidsunie. Ondanks de mogelijkheden die een gezamenlijk Europees volksgezondheidsbeleid biedt zoals de coronacrisis duidelijk heeft laten zien, is Kuiken wel huiverig voor belemmeringen die het nationale overheden kan opleveren. Van der Mei beaamt dit en stelt dat ook vanuit een juridisch perspectief het praktischer kan zijn om bepaald beleid bilateraal tussen verschillende lidstaten af te stemmen in plaats van op Europees niveau. Zo gingen de panelleden dieper in op de mogelijkheid tot uitwisseling van patiënten, zoals de Nederlandse coronapatiënten die in Duitsland op de intensive care terecht konden.

Terugkijkend op de afgelopen anderhalf jaar, is er ook genoeg ruimte voor kritiek op het Europees coronabeleid volgens de panelleden. De Kamerleden Paternotte en Kuiken waren het er bijvoorbeeld over eens dat de maatregelen traag op gang kwamen. Daarnaast is er volgens het D66-Kamerlid vooral veel tijd besteed aan het denkwerk tijdens de coronacrisis in Europa, met name met betrekking tot de vaccins, terwijl op concreet gebied Europa vervolgens afhankelijk was van Amerika voor de grootschalige productie van deze vaccins. Volgens Paternotte zou de Europese Unie dus meer slagkracht moeten krijgen. Kuiken is het hier mee eens, ze is van mening dat de Europese Unie deze lessen uit de coronacrisis wel erkent, maar ziet nog geen urgentie in Brussel om hier naar te handelen.

Van Loon herinnerde de panelleden er dan ook aan dat er sprake was van een wereldwijde crisis. Hij vroeg zich daarbij af of de Europese Unie wel over een geschikte structuur beschikt om te handelen in crisissituaties en zo ja, of deze besluitvormingsstructuren niet te beperkend werken wanneer er geconcurreerd moet worden met andere grootmachten. Binnen het grotere geopolitieke spel belichtte Van Loon ook het belang dat beeldvorming heeft gespeeld tijdens de coronacrisis. Hierbij refereerde hij in het bijzonder aan de mondkapjes die verschillende EU-lidstaten ontvingen waarop Chinese en Russische vlaggen stonden in plaats van de Europese.

Ook was er binnen het debat ruimte voor een discussie over de relatie tussen Nederland en de Europese Unie gedurende de pandemie. Zo was Nederland later dan andere lidstaten met het invoeren van mondkapjes en het ventileren van ruimtes. Waarom lijken Nederlanders dingen dan vaak anders te willen doen dan de rest van Europa? Vroeg moderator Stéphane Alonso zich af. 'Ik heb best vaak het gevoel gehad dat wij hier in Nederland denken dat het coronavirus op Nederlanders een heel ander effect heeft dan op de rest van de wereld,' was Paternotte's antwoord. Deze traagheid constateerde hij ook in het goedkeuringsproces van de vaccins. Nadat het het EMA (Europees geneesmiddelenbureau) een vaccin had goedgekeurd, moest deze eerst ook nog goedgekeurd worden door de Gezondheidsraad in Nederland. Dit traject zou versneld kunnen worden als er in Nederland meer vertrouwen zou zijn in de Europese instellingen.