Montesquieu-Prinsjeslezing: de impact van ICT op onze democratie

Overheden moeten digitale praktijken gebruiken om de samenleving meer bij de politiek te betrekken, dat is een van de conclusies van de Montesquieu-Prinsjeslezing van dit jaar. De voorwaarden hiervoor moeten echter zeer zorgvuldig afgewogen worden. Hierover spraken ICT-visionair Linnar Viik en hoogleraar ICT en Rechtsstaat Mireille Hildebrandt.

Linnar Viik schetste drie belangrijke voorwaarden voor de succesvolle integratie van digitale werkwijzen bij de overheid. Allereerst moet een overheid haar burgers beschermen. Volgens Viik geldt dit niet alleen in de 'bakstenen' wereld, maar ook in de online omgeving waar steeds meer mensen zich bevinden. Op dit moment hebben 4 miljard mensen toegang tot het internet. Van slechts de helft hebben we een betrouwbare digitale identiteit. De overheid moet hierin haar verantwoordelijkheid nemen en garanderen dat burgers veilig online kunnen opereren.

Een tweede voorwaarde is dat mensen de mogelijkheid moeten hebben om deel te nemen aan de digitale maatschappij. Dit betekent niet alleen dat toegang tot het internet gegarandeerd moet zijn, maar ook dat mensen weten hoe ze dit moeten gebruiken. De derde en misschien wel belangrijkste voorwaarde is dat de overheid zelf het voortouw moet nemen wat betreft digitalisering. Dit zorgt namelijk voor een hechtere communicatie met burgers. Op deze wijze kan er beter verantwoordelijkheid afgelegd worden en krijgen burgers een beter begrip van de overheid.

Uit cijfers blijkt dat in Estland de groep mensen tussen de 18 en de 30 jaar oud slechts zeer beperkt deelneemt aan het online stemmen. Volgens Viik is dit niet zozeer een digitaal probleem, maar eerder een politiek probleem. Zijn boodschap was dan ook dat overheden digitale technologieën zo moeten toepassen dat de burger meer bij de politiek wordt betrokken, naast dat het processen efficiënter kan maken.

De lezing van professor Hildebrandt maakte echter duidelijk dat hier ook gevaren aan kleven. Hildebrandt legde de beginselen van de democratische theorieën uit en beschreef de praktijk van microtargeting. Dit is het proces waarin informatie over het gedrag van mensen wordt verzameld, om daar patronen in te ontdekken en dit te gebruiken om in te spelen op individuele voorkeuren van mensen. De vooronderstelling is dat de realiteit is terug te brengen tot wiskundige patronen.

Het doel is om mensen zoveel mogelijk bij een zaak te betrekken, wat leidt tot het presenteren van verslavende content. Niet alleen marketeers, maar ook overheden en politieke groeperingen gebruiken deze technieken. Daarbij gaat het niet alleen om het winnen van stemmen, maar ook om het informeren of desinformeren van mensen. Het gevaar is dat burgers slechts worden gezien als data-objecten.

Om dit en andere gevaren te beheersen is het belangrijk dat degenen die geraakt worden door digitale praktijken van de overheid ook worden betrokken in het vormgeven ervan. Daarbij moet altijd de vraag gesteld worden welke problemen wel en niet opgelost en gecreëerd worden door het toepassen van digitale technieken en microtargeting. Bovendien is het belangrijk dat er ook gekeken wordt naar wettelijke bescherming en economische aannames. Betalen met data is erg duur, aldus Hildebrandt.

Op donderdag 13 september vond in Den Haag de jaarlijkse Europalezing plaats die werd gemodereerd door hoogleraar Media en Sameleving, Rens Vliegenthart. De lezing werd georganiseerd door het Montesquieu Instituut in samenwerking met stichting Europalezing in het kader van het Prinsjesfestival.