E-mail nog steeds vogelvrij

maandag 28 augustus 2017.
Auteur: mr. Careljan Rotteveel Mansveld

'Grondwet bij de tijd: e-mail ook onder briefgeheim', zo meldde de website van de Rijksoverheid op 11 juli 2007:

 

E-mail en andere vormen van telecommunicatie krijgen voortaan ook de grondwettelijke bescherming van vertrouwelijkheid. Vandaag heeft de Eerste Kamer unaniem ingestemd met het voorstel van minister Plasterk (…) artikel 13 van de Grondwet zo aan te passen dat ook voor deze vorm van communicatie het briefgeheim geldt.[1]

Zo op het eerste gezicht krijgt de argeloze lezer het idee dat voortaan ook moderne communicatiemiddelen onder het briefgeheim vallen. Is de Rijksoverheid dan vergeten dat er voor een Grondwetswijziging nog een tweede lezing nodig is? Gelukkig stipt het nieuwsbericht in de laatste alinea dat terloops nog even aan:

 

Na verkiezingen wordt het in tweede lezing door Tweede en Eerste Kamer behandeld.

Aangezien die uiterlijk (bij een volle termijn van het volgende kabinet) in 2021 plaatsvinden moeten we nog lang, wellicht dus tot na 2021, wachten totdat ook onze e-mails onder het briefgeheim vallen.

Voorgeschiedenis

Ook de voorgeschiedenis kent een lange weg. Al in 1997 diende het kabinet- Kok I een wetsvoorstel in het briefgeheim in art. 13 te ‘moderniseren’ door het recht op ‘vertrouwelijke informatie’ te ‘waarborgen’.[2] De minister trok – na kritiek van de Eerste Kamer – het voorstel in[3]. Vervolgens boog de commissie ‘Grondrechten in het digitale tijdperk’ (onder voorzitterschap van Hans Franken) zich over het artikel, vroeg de regering advies aan de Raad van State over een wetsvoorstel dat vervolgens niet werd ingediend en verscheen een rechtsvergelijkend onderzoek met Europese ontwikkelingen. Het leidde allemaal tot niets.

Ook de in 2009 ingestelde Staatscommissie Grondwet, in de wandelgangen naar haar voorzitter de Commissie-Thomassen genoemd, moest zich buigen over de grondrechten in het digitale tijdperk. De commissie adviseerde in 2010 artikel 13 te moderniseren door ‘eerbiediging’ van het recht op ‘vertrouwelijke communicatie’.[4] Het in 2012 aangetreden kabinet-Rutte II volgde het advies min of meer op en diende een kleine vier jaar later op 16 juli 2014 een wetsvoorstel[5] in:

 

Artikel 13 (nieuw)

  • 1. 
    Ieder heeft recht op eerbiediging van zijn brief- en telecommunicatiegeheim.
  • 2. 
    Beperking van dit recht is mogelijk in de gevallen bij de wet bepaald met machtiging van de rechter of, in het belang van de nationale veiligheid, door of met machtiging van hen die daartoe bij de wet zijn aangewezen

Ter vergelijking het oude artikel:

 

Artikel 13 (huidig)

  • 1. 
    Het briefgeheim is onschendbaar, behalve, in de gevallen bij de wet bepaald, op last van de rechter.
  • 2. 
    Het telefoon- en telegraafgeheim is onschendbaar, behalve, in de gevallen bij de wet bepaald, door of met machtiging van hen die daartoe bij de wet zijn aangewezen.

De modernisering zit hem in de eerste plaats in het vervangen van telefoon en telegraaf door moderne telecommunicatiemiddelen. Verder is de onschendbaarheid vervangen door het ‘modernere’ eerbiediging. Tenslotte is de structuur gemoderniseerd: anders dan het huidige artikel 13 waarin in lid 1 het briefgeheim en in lid 2 het telefoon- en telegraafgeheim is geregeld bevat het nieuwe eerste lid het ‘recht’, het tweede de ‘beperkingen’.

De behandeling in de Tweede Kamer

De Tweede Kamer nam de voorbereidende behandeling in het najaar 2014 ter hand en een jaar later stond het op de agenda om plenair te worden behandeld. De minister stak daar een stokje voor. Hij was het nieuwe wetsvoorstel op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten aan het voorbereiden en wilde eerst de besluitvorming in de ministerraad daarover afronden. Hij verzocht de Kamer in september 2015 daarom de modernisering van het briefgeheim aan te houden.[6]

Zulks geschiedde, wat weer ruim een jaar vertraging betekende. Op 9 november 2016 liet de minister weten dat wat hem betreft de behandeling voortgezet kon worden. Met enige wil had het voorstel dus nog voor de Tweede Kamerverkiezingen ruim vier maanden later op 15 maart 2017 door zowel Tweede als ook Eerste Kamer behandeld kunnen worden. Na de verkiezingen had dan het voorstel in tweede lezing ter hand kunnnen worden genomen.

Het heeft niet zo mogen zijn. De oude Tweede Kamer agendeerde het voorstel eind 2016 eerst voor week 50, vervolgens voor week 51, toen voor week 4 in 2017, maar kwam niet aan behandelen toe. Het op 28 oktober 2016 ingediende wetsvoorstel voor een nieuwe wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten kreeg vermoedelijk voorrang. Regering en de 'oude' Tweede Kamer was er veel aan gelegen dit wetsvoorstel nog voor de verkiezingen in de Tweede Kamer afgerond te hebben. Dat is gelukt, maar ging ten koste van de modernisering van het briefgeheim.

Dat is wel jammer: het wetsvoorstel is in beide Kamers met algemene stemmen aangenomen. Het zag er dus naar uit dat bij een behandeling in Tweede en Eerste Kamer het voorstel in de tweede lezing vlot zou kunnen worden afgewerkt en met de vereiste tweederde meerderheid zou zijn aangenomen. Hoe ligt dat over vier jaar? Dan zijn de inzichten vast weer anders - als bijvoorbeeld ook de eerste ervaringen met de inmiddels tot Wet verheven nieuwe wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten zijn geëvalueerd. En al die tijd mag iedereen mijn e-mail lezen. Ik ga zolang maar weer telegraferen....

 

[1] https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/grondwet-en-statuut/nieuws/2017/07/11/grondwet-bij-de-tijd-e-mail-ook-onder-briefgeheim, geraadpleegd 22 augustus 2017

[2] Kamerstukken 1996/1997, TK 25.443, nr. 1/2

[3] Kamerstukken 1998/1999, EK 25.443, nr. 40d

[4] Rapport Staatscommissie Grondwet, Den Haag 2010, blz. 85/86.

[5] Kamerstukken 2013/2014, TK 33.989, nr. 1/2

[6] Kamerstukken 2015/2016, TK 33.989, nr. 8