De Oranjes & wij (Schinkelshoek)

Jan Schinkelshoek, directeur van een communicatiebureau in Den Haag, is voormalig lid van de Tweede Kamer en hoofdredacteur van nieuwsbrief de Hofvijver

Wat is er toch met de Oranjes?

Afgaande op de kritische vragen, luidruchtige commentaren en venijnige debatten in de Tweede Kamer rolt de monarchie in Nederland - ogenschijnlijk onaantastbaar - van het ene incident in de andere affaire.

Het opkalefateren van de Groene Draeck, de opknapbeurt van paleizen, de vliegreis van en naar Australië, het inkomen van de kroonprinses, een Griekse aanlegsteiger, de restauratie van Gouden Koets, de verkoop van schilderijen uit een nalatenschap, de belastingvrijdom en de al dan niet stiekem geregelde compensatie voor de vermogensbelasting: stuk voor stuk zijn het kleinigheden, maar bij elkaar opgeteld veroorzaakt het zoveel rumoer dat de glans van Willem-Alexanders koningschap verbleekt.

Wat is er toch?

Het begon zo verfrissend, vernieuwend. Zo innemend ook. De inhuldiging van koning Willem-Alexander op 30 april 2013 in Amsterdam was een droomstart. De vonken spatten er af. Ook dankzij een oogverblindende koningin Maxima. De populariteit van de monarchie schoot omhoog. Toch al nooit erg laag, gaf vier jaar geleden vier van de vijf Nederlanders aan voorstander te zijn van een regeringsvorm, die - hoe je het wendt of keert - slecht past bij de Nederlandse hang naar gelijkheid.

Sneller dan verwacht draait de wind. Aan de populariteitspolls valt het nog niet zo af te lezen: het koningschap heeft nog altijd de sympathie van zo’n 65 procent. Maar je merkt het vooral aan de manier waarop over de monarchie gepraat wordt. De toon, met name de ondertoon, is onhebbelijk. En dat hoor je ook aan de manier waarop het parlement omgaat met de koning. Elk incident wordt uitvergroot, elk voorval veroorzaakt opgewondenheid, gespeelde ergernis - aangewakkerd (dat mag er best bij) door de media.

Wat is dat toch?

Op het eerste gezicht is er minder dan ooit aanleiding om zuinig over de monarchie te doen. Koning Willem-Alexander, bijgestaan door koningin Maxima, werken zich om het onparlementair te zeggen uit de naad. Hun agenda’s zijn indrukwekkend. Je wordt al moe als je er naar kijkt. Het koninklijke duo rent het hele land af, is overal te vinden, laat geen gelegenheid voorbij gaan om het gezicht te laten zien. Ze doen wat ‘we’ van een koning en een koningin verwachten. Ook in het buitenland geeft Nederland dankzij de Oranjes steeds weer een fraai visitekaartje af. Als nieuwe koopman-koning bewijst Willem-Alexander zijn waarde, verzekert het bedrijfsleven.

Wat is er toch?

Eigenlijk is er niemand in Den Haag die het weet. Het rijtje verklaringen is, eerlijk gezegd, nogal platgetreden. Dat het koningschap - net als alle andere traditionele instituten als de regering, het parlement en de rechter - niet behoeft te rekenen op vanzelfsprekend gezag, zegt niet zo veel. God, Nederland en Oranje - dat ‘drievoudig snoer’ zoals Kuyper het noemde - is al lang verbroken. Een ‘vaste grondslag’ is gaandeweg, zeg vanaf de oorlog, weggesleten. En zeker in populistische tijden zal de monarchie, als kroon op de elite, gezag moeten zien te verdienen - elke dag opnieuw.

Is er meer?

Die onthechting is al wat langer aan de gang. Is er ook een deugdelijke verklaring voor die kennelijke versnelling? Of is het niet meer dan een tijdelijke terugslag, een combinatie van min of meer toevallige, ongelukkige factoren? Of is het net als met een dijk-bij-een-harde-zuidwester: aanvankelijk oogt het solide, maar als er eenmaal een breuk is geslagen gaat het hard? Is de steen uitgehold?

Tot nu toe fungeerde het koningshuis veeleer als een rots in de branding, een herinnering aan de goede oude tijd, misschien zelfs een compensatie voor wat achter de horizon verdwenen is. Met zijn paleizen, koetsen en lakeien is het heel erg lang het sprookje geweest waarbij veel landgenoten weg zwijmelen. Die mysterie was de kracht van de monarchie.

Zou dat het zijn?

Proberen koning Willem-Alexander en koningin Maxima wellicht veel te modern te zijn? Dansen ze te veel mee met vergankelijke, tijdelijke en modieuze trends? Maken ze de afstand niet te klein? Zijn ze, ondanks alle pracht en praal, te volks? Is het Nederlandse koningschap te gewoon geworden en, als een van ons, kwetsbaar voor kritiek op paleizen, jachten, uitkeringen en vliegreizen? Is de koning daarom een gemakkelijke prooi voor een jachtbeluste Tweede Kamer die schiet op alles wat voor de voet komt?

Misschien kan óók de monarchie anno 2016 niet anders. Wellicht heeft het koningschap zich, op zoek naar nieuw draagvlak, te afhankelijk gemaakt van gemakkelijke, volkse en vooral ook vluchtige populariteit. En loopt het, als democratisch koningschap, het risico te worden opgegeten door zichzelf.

Wat is er toch met de Oranjes?