Gekijf in de Tweede Kamer

Bert van den Braak, Parlementair Documentatie Centrum Universiteit Leiden

Tweede Kamerleden worden geacht 'via de Voorzitter' te spreken. Vandaar dat een betoog vaak wordt begonnen met 'Mevrouw de Voorzitter'. Gebruikelijk was lange tijd om medeleden in een debat aan te spreken met de 'geachte afgevaardigde', een gewoonte die nog dateerde uit de negentiende eeuw toen leden als afgevaardigden via een district in de Kamer kwamen. Het gebruik werd in 1850 door niemand minder dan Thorbecke geïntroduceerd om een zakelijke wijze van debatteren te bevorderen. Het kon en kan echter toch wel eens ontsporen.

In de vorige Hofvijver werd verwezen naar het incident-Nierstrasz, waarbij een liberaal Kamerlid zijn medeleden en minister Cort van der Linden meende te moeten kapittelen over een voorstel om de schadeloosstelling van Kamerleden te verhogen. Hij deed dat op zo'n denigrerende wijze dat leden en de minister fel protesteerden. Troelstra, die uit ervaring wist hoe noodzakelijk een redelijke salariëring was, ontstak in toorn. Hij riep tegen Nierstrasz onder meer 'scharrelaar' en 'jij grootkapitalist, er uit'. Door het tumult had de Voorzitter niet direct kunnen ingrijpen, maar uiteindelijk schorste hij de vergadering.

Levendiger

Met de komst van de socialisten in de Kamer waren de debatten 'levendiger' dan in de negentiende eeuw, maar ook toen kon het er soms fel en venijnig aan toegaan, waarbij zelfs een enkele keer een duel dreigde. De komst van de socialisten zorgde zeker voor een andere toon. Toen in 1910 de christelijke partijen een verder debat over sociale verzekeringen blokkeerden, liet de sociaaldemocraat Johan Schaper zijn ongenoegen blijken door de rechterzijde toe te roepen: "Smerige bende, dompers ben jelui'.

Ook de communisten, sinds 1918 in de Kamer vertegenwoordigd, zouden zich wel eens onparlementair uitlaten jegens hun medeleden. Toen de communist Lou de Visser in 1930 boos was over uitstel van een debat over bestraffing van stakers riep hij nadat hem het woord was ontnomen: 'Daar staat nog zo'n schoelje'. Hij werd uit de zaal gezet.

In het boek 'Over lijken. Ontoelaatbaar taalgebruik in de Tweede Kamer' van de Nijmeegse wetenschappers Carla Hoetink en Peter Bootsma zijn talrijke voorbeelden te vinden van debatten waarbij leden flink tegen elkaar te keer gingen. De Voorzitter kon tot 2001 nog zinnen uit de Handelingen laten schrappen. Zo'n geschrapte tekst werd een 'lijk' genoemd. In 2001 is de schrappingsmogelijkheid echter uit het reglement gehaald. Wel kan de Voorzitter leden nog altijd tot de orde roepen, maar vraag is of dat sindsdien wel altijd voldoende gebeurt of is gebeurd.

Tutoyeren

Dat leden, zoals onlangs, elkaar direct met 'Jij' aanspreken, was en is uitzonderlijk. Een sporadisch voorbeeld vond ik in de Handelingen van 25 mei 1971, toen de PvdA'er Hans van den Doel in een debatje over steun aan de pers tegen KVP'er Cor Kleisterlee zei: "Jij hebt zeker nu al spijt van je stem tegen de kandidatuur-Den Uyl' (een week eerder was er een debat geweest over de aanwijzing van een formateur). De Voorzitter, Van Thiel, liet het passeren. Het ging ook om een tamelijk onschuldige 'woordenwisseling'.

Een felle en directe persoonlijke confrontatie tussen twee Kamerleden, zoals onlangs tussen Kuzu en Bontes, veroorzaakt een onaangenaam beeld. Twee kijvende Kamerleden tast de waardigheid van het parlement aan. Het past helaas wel in een na 2002 ontstaan beeld van verruwing van parlementaire zeden, met als dieptepunten uitlatingen als 'beginnend lijder aan Alzheimer' (PVV'er Graus tegen CDA-lid Ormel, maart 2008) of 'wat een zielig, miezerig en hypocriet mannetje bent u toch' (Wilders tegen Pechtold, september 2013). Bij Graus greep de Voorzitter nog in, maar de tweede genoemde uiting werd toegelaten.