Amsterdams clusterbombezwaar tegen stemlokalen

Geerten Boogaard is universitair docent staats- en bestuursrecht aan de Universiteit Leiden

Vanuit Amsterdam voeren de agitatoren achter het Oekraïne-referendum ook actief campagne tegen de gemeenten die in hun ogen op 6 april te weinig stembureaus optuigen. Die campagne is vooral juridisch. Ze dropten een tapijt aan bezwaarschriften, dreigbrieven en dagvaardingen over het land, in de hoop op enig succes. Inmiddels liggen er drie rechterlijke uitspraken. Er was allereerst de civiele vordering tegen de Staat, het ultimum remedium tegen alles. Deze vordering was nogal kansloos omdat de regels vaag en de feiten niet ernstig zijn. Succes was er evenmin bij de bestuursrechter in Overijssel. Weliswaar ontving de bestuursrechter de Amsterdamse algemeen-belangactie tegen het (kennelijke) besluit tot instelling van stembureaus. Inhoudelijk loopt de zaak echter, net als in de civiele zaak tegen de Staat, vast in de vaagheid van het juridisch kader en het gebrek aan sprekende feiten. Uiteraard moet de stembusgang fatsoenlijk geregeld worden, overweegt de bestuursrechter. Maar rechterlijke interventies op korte termijn en van deze ingrijpende aard (de stempassen zijn al gedrukt) kunnen alleen door een extreme onredelijkheid van een bestuursorgaan worden gelegitimeerd. Hoewel er ongetwijfeld kritiek zal komen op het aantal stembureaus als de opkomst inderdaad onder de 30% blijft, zijn er op dit moment onvoldoende aanwijzingen voor extreem lange wacht-of aanroltijden die een interventie van de rechter rechtvaardigen. Mij lijkt dat de bestuursrechter in de zaak tegen Oldenzaal in zijn uitspraak hiermee van een juiste constitutionele rolopvatting blijkt geeft.

Succes was er echter wel in Den Bosch. Daar trof het Forum Democratie (het nieuwe vehikel van Thierry Baudet) de kleurrijke voorzieningenrechter Roosmale Nepveu, het type onverschrokken magistraat dat bewijst dat wij in Nederland nog over een werkelijk onafhankelijke rechterlijke macht beschikken. De zaak diende bij de civiele rechter. Normaliter waren eisers niet-ontvankelijkheid verklaard omdat (kennelijk) de bestuursrechter bevoegd is, maar omdat de tijd dringt en partijen zelf er nog vanuit gingen dat er geen sprake was van een appellabel besluit, maakt Roosmale Nepveu een gelegenheidsuitzondering op de hoofdregel. Gedaagde was de gemeente Son en Breugel, alwaar het college het aantal stembureaus ten opzichte van de statenverkiezingen had teruggebracht van tien naar drie. Een dergelijke teruggang in aantal kan eigenlijk alleen gerechtvaardigd worden met een overtuigend verhaal dat de gemeente vooral bij de statenverkiezingen te veel stembureaus hadden en dat het referendum een goede gelegenheid is om naar een realistischer aantal terug te gaan. Een aanwijzing dat er Son en Breugel inderdaad eerder de vorige keer te veel stembureaus waren ingesteld dan dit keer te weinig, is de omstandigheid dat ook met drie stemlokalen de maximale afstand op 1500 meter blijft. Bovendien stonden onbetwist drie stembureaus al langer op de nominatie om af te vallen.

Fruits of a poisonous tree

In plaats van met een betoog over verborgen werkeloosheid lijkt het partijdebat zich echter op veel principiëlere stellingen te hebben voltrokken. Onder andere met het argument dat de Kieswet uitsluitend bepaalt dat er ‘één of meer’ stembureaus moeten worden ingesteld en nergens is vastgelegd hoeveel lokalen er precies behoren te zijn. Daarnaast behoren naar de mening van de gemeente de rechter in het algemeen en zeker een betweterige stichting uit Amsterdam de uitkomsten van de lokale Brabantse democratische besluitvorming te respecteren. Het voeren van een dergelijk verweer moet jegens een voorzieningenrechter als een vorm van uitlokking worden gekwalificeerd. Hem voorrekenen dat een rechter er zelfs niets mee te maken heeft als de Gemeente Amsterdam met één stembureau zou volstaan, is misschien wel principieel maar waarschijnlijk niet verstandig. Roosmale Nepveu blijft dan ook in zijn motivering telkens terugkomen op de ‘drastische teruggang’ van het aantal stemlokalen die hij bij gebrek aan goede redenen maatschappelijk onzorgvuldig oordeelt.

Overigens krijgt ook het Forum Democratie een opvallende draai om de juridische oren. De voorzieningenrechter acht het ‘opmerkelijk’ dat het Forum een beroep durft te doen op rechten uit internationale verdragen om de goede uitvoering te bewerkstellingen van een referendum dat voortspruit uit een kritische houding tegenover de Europese integratie. Wie deze overweging dogmatisch wil inpassen, komt uit op een soort omgekeerde verticale werking van de fruits of a poisonous tree-doctrine: burgers mogen geen vruchten plukken van bomen waar (zij vinden dat) iets mis mee is. De overweging helpt bij de herinnering van waar we Roosmale Nepveu ook al weer van kenden. Hij was namelijk één van de drie carnavals-rechters die in januari 2014 ergens op een boerenerf mochten oordelen over de gestolen perenboom van de carnavalsverenging van Den Bosch. De gebeurtenis haalde zelfs een persbericht op de website rechtspraak.nl. Daarin komt ook rechter Roosmale Nepveu aan het woord: ‘Het is heel leuk eens een keer schaamteloos partijdig te kunnen zijn.’