Wet van Noten: is alleen meten weten?

Bert van den Braak, Parlementair Documentatie Centrum Universiteit Leiden

In de bijdrage aan de MI-bundel over "het 'probleem' Eerste Kamer" laat Simon Otjes aan de hand van empirisch onderzoek zien dat de 'wetten' van Noten niet volledig houdbaar zijn. Daarbij is echter wel een kanttekening te maken. Om politiek gedrag goed te kunnen beoordelen, is meer nodig dan alleen 'tellen', ook al levert dat op zich interessante gegevens op.

De vier door oud-PvdA-fractievoorzitter in de Eerste Kamer Han Noten geformuleerde 'wetten' betreffen het stemgedrag in Tweede en Eerste Kamer. De eerste stelt dat Eerste Kamerleden slechts 'een enkele keer' afwijkend stemmen van hun eigen fractie. De tweede houdt in dat de Eerste Kamerfractie bijna altijd hetzelfde stemt als de Tweede Kamerfractie. De derde betreft het vrijwel nooit voorkomen van een voorstem door de Eerste Kamerfractie, daar waar de Tweede Kamerfractie tegen was, en de vierde stelt dat een Eerste Kamerfractie van de oppositie nooit een wetsvoorstel aan een meerderheid helpt als de geestverwanten in de Tweede Kamer tegen waren.

Otjes laat zien dat de wetten in absolute zin niet houdbaar zijn. Los van de vraag wat bijvoorbeeld precies onder 'een enkele keer' moet worden verstaan, wijst hij er terecht op dat er te veel afwijkingen zijn om die vier 'wetten' absoluut geldig te verklaren. 

De enige nuancering betreft de vermeende onhoudbaarheid van de vierde wet. Bij de afwijzing van die wet - en dat is de belangrijkste voor de vraag of een kabinet zich zorgen moet maken over het gemis aan een meerderheid in de Senaat - geldt dat mijns inziens te veel waarde wordt gehecht aan de enkele uitzonderingen. De vierde wet moet niet 'wiskundig', maar politiek worden beschouwd. Dat het kabinet - door opmerkelijk stemgedrag van onder andere GroenLinks - toch de gemeentelijke herindeling Roermond door het parlement kon loodsen, is in dat opzicht niet zo relevant. Want laat Tof Thissen, lid van de GroenLinksfractie die in de Senaat wel voorstemde, nu afkomstig zijn uit Roermond. Die gemeente, waarvan Thissen acht jaar wethouder was, wilde die uitbreiding uiteraard graag. En blijkbaar kreeg hij zijn fractie mee. Een wetsvoorstel over een herindeling is bovendien wel iets anders dan bijvoorbeeld de Wet langdurige zorg of de Wet over het sociale leenstelsel.

Bij een tweede voorstel dat als uitzondering op de vierde Wet van Noten wordt opgevoerd - over indexering van kinderbijslag - deed minister Asscher een expliciete toezegging aan het CDA. Hij zegde een studie toe naar de effecten van alle maatregelen in de sfeer van kindregelingen. Het betreffende wetsvoorstel was namelijk slechts een tussenstap, vooruitlopend op een ingrijpender herziening van alle kindregelingen. Vraag is veel meer of de afwijking bij het indexeringswetje nu de definitieve ontkrachting van de vierde wet was of een incidentele afwijking daarvan. Ik zou zeggen: eerder een incident dan dat laatste.  

De vierde wet van Noten staat wat mij betreft, ondanks die enkele uitzondering, nog steeds overeind. De wet moet worden gezien in het licht van de kabinetsformatie - in dat verband formuleerde Noten zijn wetten ook. Een kabinet hoeft er bij belangrijke wetgeving niet op te rekenen dat een oppositiefractie het voorstel alsnog aan een meerderheid zal helpen, als de geestverwante Tweede Kamerfractie eerder tegen stemde. 

Het is bij een formatie dus een risico als er geen Eerste Kamermeerderheid is; iets dat geen enkele toekomstige kabinetsformateur kan en mag veronachtzamen. De vierde wet van Noten is praktisch gezien nauwelijk getoetst, omdat het tweede kabinet-Rutte er vrijwel steeds voor zorgde over een ruime meerderheid in de Tweede Kamer te beschikken. Oppositiefracties in de Senaat hoefden daardoor de afgelopen twee jaar niet tegen hun geestverwanten in de Tweede Kamer in te gaan.