Het profijt van Europa

29 mei 2009, Analyse van Marcel de Ruiter*

Sinds de jaren vijftig van de twintigste eeuw heeft de samenwerking in achtereenvolgens de EGKS, de (E)EG en de Europese Unie (EU) zich enorm uitgebreid. Dit geldt niet alleen voor de intensiteit waarmee en het aantal terreinen waarop wordt samengewerkt, maar ook voor het aantal deelnemende landen.

Wat begon als een club van zes Europese landen (Frankrijk, Duitsland, Italië, Nederland, België en Luxemburg) is uitgegroeid tot een markt met ongeveer een half miljard inwoners.

Hebben we hier economisch ook wat aan gehad, gegeven het feit dat Nederland inmiddels de grootste netto-betaler van de EU is? In 2007 kostte het lidmaatschap van de EU ons volgens de definitie van de Europese Commissie immers netto 175 euro per inwoner. Een andere berekeningsmethode komt zelfs uit op 268 euro per inwoner.

Vrede en veiligheid

Op hoofdlijnen heeft de Europese integratie gezorgd voor twee grote effecten. Het belangrijkste effect is eigenlijk niet of nauwelijks in geld uit te drukken, maar daarom niet minder belangrijk. In de eerste helft van de vorige eeuw werd Europa geteisterd door twee verwoestende wereldoorlogen. Dictatuur, revolutie en burgeroorlog lagen op de loer of erger, ze vormden de realiteit.

Als het even moeilijk werd, namen landen maar al te snel hun toevlucht tot protectionisme. Dit lokte weer protectionisme van andere landen uit, en uiteindelijk was iedereen slechter af. Mede dankzij de samenwerking zijn grote Europese oorlogen later uitgebleven en konden de betrokken landen redelijk stabiele democratische rechtsstaten opbouwen.

Dit laatste gold bijvoorbeeld in de jaren zeventig en tachtig voor Spanje, Portugal en Griekenland en is tot op de dag van vandaag aan de orde in Oost-Europa. De conflicten worden tegenwoordig voornamelijk uitgevochten aan de onderhandelingstafel, in de rechtszaal en op het voetbalveld.

Los van de voordelen die vrede, democratie en rechtstaat voor de bevolking evident met zich meebrengen, was de economische ontwikkeling zoals we die in Europa na de Tweede Wereldoorlog hebben gekend niet mogelijk geweest zonder deze randvoorwaarden.

Interne markt

Het andere grote effect heeft te maken met de handel tussen de lidstaten. Doelstelling van de EU is het creëren van één interne Europese markt voor goederen, diensten, arbeid en kapitaal. Dit heeft ertoe geleid dat invoertarieven, invoerquota en later ook een groot aantal meer subtiele handelsbelemmeringen tussen de lidstaten zijn afgeschaft.

Voor een deel heeft dit gezorgd voor gezamenlijke Europese regels, standaarden etcetera met bijbehorende bureaucratie. Ook is het aan consumenten wellicht lastig uit te leggen dat Goudse kaas niet per se uit Gouda hoeft te komen.

Daar staat tegenover dat de integratie van de Europese markt, voor zover die is gerealiseerd, grote voordelen oplevert. Van tijd tot tijd worden dergelijke voordelen becijferd. Zo geeft het CPB in zijn studie ‘The internal market and the Dutch economy: implications for trade and economic growth’ (september 2008) een aantal interessante schattingen, waar we ons hier op baseren.

Het wegnemen van handelsbelemmeringen tussen landen heeft als voordeel dat de handel tussen de betrokken landen toeneemt. Het leidt tot handelscreatie, en daar verdienen we aan.

Handelsverschuiving

Een negatief effect van economische samenwerking tussen een groep van landen is, dat landen die daar niet bij horen relatief in het nadeel zijn. Er verschuift handel van deze landen naar de landen die wel samenwerken.

Economisch gezien is dat ongunstig, omdat het de optimale werking van de markt verstoort. Volgens de genoemde CPB-studie blijft dit handelsverschuivingseffect in het geval van de interne Europese markt echter tamelijk beperkt.

De voordelen van de interne markt

Volgens het CPB valt 8% van de goederenexport en -import van de EU-lidstaten toe te schrijven aan de interne markt. Nederland, sowieso van oudsher al een handelsland, profiteert nog meer: 18% van de export en 12% van de import is te danken aan de interne markt. Daarnaast zorgt de interne markt voor 5% van de dienstenhandel in de EU, voor 11% van de uitgaande en voor 17% van de uitgaande directe buitenlandse investeringen in de EU15. De goederenhandel die dankzij de interne markt plaats vindt draagt voor circa 2 à 3% bij aan het BBP van de EU.

Het CPB schat de bijdrage in Nederland op 4 tot 6%. Omdat het een tijd duurt voor de effecten zich volledig uitkristalliseren, kan de bijdrage van de goederenhandel als gevolg van de interne markt op lange termijn oplopen tot bijna 9% van het BBP van de EU als geheel, en circa 15% van het BBP in Nederland. De dienstenhandel kan daar voor de EU nog 1% aan toevoegen, en voor Nederland bijna 3%.

Interne markt levert ca. 30 miljard op

Wat zeggen deze cijfers? In 2008 bedroeg het Nederlandse BBP ongeveer 595 miljard euro. Stel dat het CPB met zijn schattingen in de goede richting zit, en we zo rond de 5% van ons BBP danken aan de interne markt. Dat zou betekenen dat de interne markt ons vorig jaar bijna 30 miljard heeft opgeleverd. Op een bevolking van ca. 16,4 miljoen, betekent dat voor Nederland ongeveer 1812 euro per inwoner.

Dat is dus aanzienlijk meer dan de netto-bijdrage per inwoner, zeker als je bedenkt dat ook de uitgaven die van de Nederlandse contributie worden betaald ook nog een rendement op zichzelf kunnen creëren.

  • Marcel de Ruiter (1969) is senior adviseur bij een public affairs- en communicatiebureau. Hij was eerder senior beleidsmedewerker bij de rijksoverheid en beleidsmedewerker en ambtelijk secretaris van de D66-fractie in de Tweede Kamer. Verder was hij tien jaar (part-time) medewerker van PDC.